Bij de dood van de schrijver-uitgever Roberto Calasso (1941-2021): ‘de Griekse mythologie is onuitputtelijk’

Door Reinjan Mulder 
Betrekkelijk onopgemerkt in Nederland stierf op 28 juli 2021, midden in de door Corona verziekte zomervakantie, de Italiaanse schrijver en uitgever Roberto Calasso (1941). De halve eeuw voor zijn dood bestierde hij in Italië het befaamde high-brow uitgevershuis Adelphi, maar zeker zo bekend was hij in Nederland door zijn bijzonder erudiete boeken. Wat ik tot voor kort echter niet wist, was dat hij getrouwd was met de Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggi. In de Groene van deze week staat een prachtig profiel deze schrijfster, van wie recent ook haar debuut bij ons is verschenen. Dat deed mij weer terug denken aan de bijzondere dag waarop ik Calasso op de beurs in Frankfurt sprak.
Calasso’s ambitieuze boek
De bruiloft van Cadmus en Harmonia, was toen net in het Nederlands vertaald. Daarin had hij duizenden jaren na dato de vaak gruwelijke verhalen uit de Griekse mythologie opnieuw gerangschikt en naverteld. Het boek was een verrassend verkoopsucces in Italie geworden, en in Nederland had de Wereldbibliotheek het aangekocht en uitgebracht.
In ons gesprek vergeleek Roberto Calasso zich met klassieke ‘mythografen’ als Ovidius en Catullus. ‘De lezer moet eerst gedesorienteerd raken om ontvankelijker te worden voor de wereld van de mythen.’
Hoog tijd voor een terugblik, nu er recent weer nieuw werk van de uitgever schrijver op de markt is gekomen. .

In 1988 kreeg de Italiaanse auteur en uitgever Roberto Calasso (1941-2021) op de eerste dag van de Frankfurter Buchmesse een panisch telefoontje uit Milaan. Zijn boek Le nozze di Cadmo e Armonia, dat zijn uitgeverij nog geen week eerder had uitgebracht, was nu al volledig uitverkocht. Alle 15.000 exemplaren waren in enkele dagen over de toonbank gegaan! Mocht er meteen een nieuwe druk worden opgelegd?
Voor Calasso was het bericht om meer dan een reden verheugend. Niet alleen had hij als uitgever laten zien een goede neus te hebben voor wat succes heeft. Een eerste druk van 15.000 exemplaren is ook in Italie aan de hoge kant. Nee, hij was nu eindeljk ook als auteur geslaagd. Le nozze di Cadmo e Armonia had Calasso dit keer zelf geschreven. Zijn opzet om nu eens een toegankelijk boek over de Griekse mythologie te schrijven was gelukt.
Sinds die gedenkwaardige dag in 1988 is het boek van Calasso in Italië niet meer van de bestsellerlijsten verdwenen. Al snel waren er meer dan 150.000 exemplaren van verkocht, en waren er in meer dan tien andere landen vertalingen verschenen, die het volgens hem zonder uitzondering goed deden.
Vanwaar dit ongebruikelijke succes?
Roberto Calasso kon er tijdens onze ontmoeting slechts naar gissen. ‘Je weet nooit precies waar het aan ligt. Dat is nu juist het fascinerende van dit vak. Dat het zo goed zou gaan kwam toch ook voor ons wel als een grote verrassing.’ Wat zeker een rol gespeeld moet hebben is de goede kritiek. Meteen op de dag van verschijnen plaatste de gezaghebbende krant La Reppublica een groot artikel op de voorpagina, waarin Calasso werd uitgeroepen tot een van de grote Italiaanse schrijvers. Vanaf dat moment kon niemand om het boek heen. Maar Calasso denkt dat er ook iets anders achter zit. Zijn eerdere boeken kregen ook veel aandacht in de pers, maar die zijn aanzienlijk minder goed verkocht. Hij vermoedt dan ook dat het vooral het onderwerp is geweest dat het Italiaanse publiek onmiddelijk aansprak. In De bruiloft van Cadmus en Harmonia heeft Calasso het complexe geheel van de Griekse mythen op een nieuwe manier onder woorden gebracht. Hij beschrijft de moeizame verhouding tussen de goden en de mensen en hij laat zien hoe bepaalde klassieke thema’s nog altijd niet aan actualiteit hebben ingeboet.

Calasso, in 1991: ‘Achteraf ligt het succes eigenlijk wel voor de hand. Ik geef verhalen die lezers drieduizend jaar lang hebben geboeid. Ze worden steeds weer opnieuw ontdekt en steeds weer anders verteld.’ Calasso beseft dat de manier waarop hij de verhalen vertelt de huidige lezers aanspreekt. Hij vergelijkt zichzelf met klassieke mythografen als Theocritus, Ovidius en Catullus. ‘Dat waren onderling zeer verschillende schrijvers die uitgingen van verhalen die er al waren. Wat ze er aan toe voegden was een eigen vorm. Ze brachten de oude verhalen in een nieuwe compositie samen. Daarin ligt dan ook hun belangrijkste betekenis.’

In De bruiloft van Cadmus en Harmonia had Calasso geprobeerd een vorm te vinden die past bij deze tijd. Hij beschrijft de vaak gruwelijke avonturen van goden en mensen, maar geeft daarnaast commentaar op alles. Hij legt woorden uit en hij laat de parallellen zien die tussen de verschillende scenes bestaan. ‘Ik heb het boek een vorm gegeven waarin ik kwijt kon wat ik op geen andere manier kon zeggen. Het is geen essay en het is geen roman. Het is een genre op zichzelf.’
Het minste dat je van het boek kunt zeggen is dat het overvol is. Het begint met de gewelddadige ontvoering van Europa door de als stier vermomde Zeus. Het meisje: ‘Vertel mijn vader dat Europa haar land heeft verlaten op de rug van een stier, mijn ontvoerder, mijn zeeman, mijn toekomstige bedgenoot – vermoed ik.’ En daarna gaat het meer dan driehonderd bladzijden door. Overspel, verkrachtingen, moord: alles waarmee de kranten vol staan. Calasso geeft toe dat de mensheid sinds de oudheid door de zelfde onderwerpen wordt geboeid. ‘De mythen zijn gevaarlijk. Ze geven ons een kennis die gevaarlijk is. Niet voor niets worden ze door Plato veroordeeld.’

Het schrijven was voor de inmiddels 50-jarige Roberto Calasso zeker geen bezigheid van zijn latere jaren geweest. Hij mocht dan al sinds 1962 uitgever zijn, hij had altijd al gepubliceerd. Nadat hij op jonge leeftijd bij zijn landgenoot Mario Praz was gepromoveerd op een proefschrift over de zeventiende-eeuwse Engelsman Sir Thomas Browne, de schrijver van Religio Medici, had hij in artikelen en boeken over een keur aan onderwerpen zijn mening gegeven. Daarnaast deed hij veel vertaalwerk.
Bij uitgeverij Adelphi was Calasso al meer dan twintig jaar verantwoordelijk voor de samenstelling van een fonds van (voornamelijk) Europese klassieken, van Kafka tot Kundera, van Mandelstam tot Milosz, van Walser tot Wittgenstein. In ons gesprek legde hij er ook de nadruk op dat hij ook het praktische handwerk deed. Zo schreef hij zelf altijd alle flapteksten van de vijftig boeken die hij jaarlijks uitbracht. ‘Het schrijven van flapteksten,’ vind hij, ‘is een van de belangrijkste taken die een uitgever heeft. Het gaat er om dat je een schrijver op een goede manier aan het publiek presenteert. Je moet uitleggen waarom zo iemand in je fonds zit.’ Toen ik later zelf uitgever was, bij De Geus, heb ik dat altijd onthouden. Veel kun je delegeren als uitgever, maar het karakteriseren van een boek moet je altijd in eigen hand houden.

Zijn eerste eigen boek publiceerde Calasso al in 1974. Dat was L’impuro folle, een “visionaire roman’ over het geval Schreber, een casus van Sigmund Freud. In 1983 volgde La rovina di Kasch, een erudiete nieuwe geschiedenis van de Europese cultuur sinds de romantiek. De bruiloft van Cadmus en Harmonia zag t Calasso in zekere zin als een vervolg op dit laatste boek. In beide boeken verwerkte hij vele bronnen en commentaren en in beide streefde hij naar een nieuwe totaalvisie. In De bruiloft schrijft hij: “De mythe is een verhaal. De enige manier om dieper door te dringen in de wereld van de mythe is de verhalen van begin tot eind opnieuw te vertellen.’
Over de manier waarop Calasso zijn directeurschap combineerde met zijn schrijverschap deden altijd vermakelijke verhalen de ronde. Ingewijden vertelden destijds dat de schrijver de uitgeverij er min of meer ‘bij deed’. Overdag zou hij altijd thuis zitten te werken en alleen tussen vijf en zes zou hij even op de uitgeverij komen om daar wat zaken af te handelen. Een collega-uitgever wist me toen te melden hoe het personeel dan al in een rij klaar stond om alle vragen voor te leggen die in de loop van de dag waren opgekomen.

Zelf gaf hij mij echter een wat genuanceerder beeld van zijn activiteiten. Zo had hij aan De bruiloft meer dan vijftien jaar gewerkt. ‘Het boek is in een grote haast op papier gezet omdat ik ook mijn uitgeverij had,/ zei hij, ‘maar het thema obsedeerde me al heel erg lang. Ik had er alleen nog geen vorm en geen stijl voor. Toen ik die eenmaal had en toen ik wist hoe ik alles moest verbinden, ging het razend snel.’
Calasso had zijn boek geschreven om te laten zien welke Griekse thema’s en motieven onze cultuur tot op de dag van vandaag kenmerken. In zijn eerste hoofdstuk schrijft hij al meteen: ‘Verhalen staan nooit op zichzelf. Het zijn afsplitsingen van een stam waarlangs we naar het verleden gaan en weer terugkeren.’ Een bezwaar dat je tegen zijn benadering zou kunnen hebben is dat het nogal overladen en ingewikkeld is. Nadat hij de ontvoering van Europa heeft beschreven laat hij bijvoorbeeld zien dat deze gebeurtenis is begonnen met een tafereel dat nadien de goden nog vaker zou aanspreken: bloemen plukkende meisjes bij een rivier. En dan geeft hij drie voorbeelden. Persephone die werd ontvoerd toen ze met rondborstige meisjes rozen en hyacinten plukte. Thalia die door Zeus werd gegrepen toen ze tussen de bloemen aan het ballen was. En Creusa die door Apollo werd veroverd toen ze op de hellingen van de Akropolis krokussen plukte. Wie weet er nog wie Persephone was? En wie waren ook al weer Thalia en Creusa?

Maar Calasso vond zijn vorm van name-dropping geen groot bezwaar. Toen ik hem vertelde dat het mij aanvankelijk nogal wat moeite kostte om in het eerste hoofdstuk door te dringen, antwoordde hij dat ook zijn bedoeling was geweest. ‘De lezer moet eerst gedesorienteerd raken om ontvankelijker te worden voor de wereld van de mythen. Heb ik stukken overgeslagen omdat ik er niet meer uitkwam? Uitstekend: zo moet het boek ook gelezen worden. Het gaat er om dat de lezer zelf zijn eigen weg zoekt. Het is een thema dat je in de mythen zelf ook tegenkomt. Je moet eerst in het bos verdwalen, voor je in een andere wereld kunt komen. Het is hetzelfde gevoel als waneer je voor het eerst in een vreemd land bent. Alles om je heen is vreemd, maar na een tijdje begin je zelf allerlei verbanden te ontdekken.’
Calasso herinnerde eraan dat zijn boek ookjuist  bedoeld was voor mensen zonder kennis van de mythologie. ‘Het boek is autonoom. Alles wat je moet weten van de personages die er in voorkomen kun je uiteindelijk uit het boek halen.’ Hij vergeleek het met schilderijen waarop een klassieke voorstelling te zien is. ‘Ook als je niets van de achtergrond weet, kun je ze toch mooi vinden. Elke keer dat je een verhaal vertelt, is het weer een nieuw verhaal. Bij de ontvoering van Europa gaat het er niet om wie Europa is, het gaat er om dat je laat zien wat het voor een meisje betekent om verleid te worden door een stier.’

Uit de brieven die hij in Italie kreeg, leidde Roberto Calasso af dat veel van zijn lezers inderdaad geen klassieke achtergrond hadden. ‘In Italie is er, net als in Nederland, maar een hele kleine bovenlaag die in de mythologie thuis is. Alleen al aan de oplage van mijn boek kun je zien dat ik veel meer mensen bereik.’ Hij vertelt over een middag waarop hij met driehonderd leerlingen van een technische school in Mestre over zijn boek heeft gedicussieerd. ‘Een jong publiek uit een van de treurigste industriesteden van Italie dat niets van Homerus wist en dat zelfs geen Latijn kende. Maar ik kreeg de intelligentste vragen. Na drie uur praten waren ze nog even genteresseerd als in het begin.’
Toch had De bruiloft van Cadmus en Harmonia ook bij classici een gunstig onthaal gevonden. ‘Dat heeft me nog het meest verrast,’ zei hij. ‘Classici zijn meestal heel gauw jaloers als iemand van buiten iets op hun vakgebied doet. Het is een beroepsgroep die zich nogal beschermt. Maar daarvan was in mijn geval geen sprake.’ Verschillende enthousiaste recensies waren ook juist door classici geschreven die in zijn boek dingen ontdekten die ze zelf niet wisten. Voor zijn boek had Calasso dan ook een groot aantal lexicons geraadpleegd waar hij soms nieuwe, of verloren gegane interpretaties vond,  waar de specialisten weer hun voordeel mee konden doen.
Hij vertelde nog over een hoogleraar uit Milaan die aanvankelijk niet wilde geloven dat Theseus anaal contact zou hebben gehad met Helena. ‘Hij geloofde me pas toen ik hem een byzantijns lexicon kon laten zien, dat bij een bepaald werkwoord vermeldde dat het sloeg op “dat wat Theseus bij Helena deed’. Er is in de loop der eeuwen zoveel verloren gegaan. Er is in de klassieke teksten zoveel gecensureerd.’

Calasso wees erop dat zijn boek desondanks geen wetenschappelijke pretentie had. Hoewel hij aan het slot een register met bronvermeldingen opgenomen had, had hij er naar gestreefd om ‘literatuur’ te maken. ‘De citaten die ik geef, zijn niet als verwijzing bedoeld. Het register dat ik heb opgenomen komt voort uit de vorm die ik heb gekozen. Vaak wilde ik iets in mijn eigen woorden vertellen – ik heb ook veel meer citaten verwerkt dan ik verantwoord heb, maar soms was er een citaat dat mij om een of andere reden getroffen had. Ik wilde zo’n citaat dan zo letterlijk mogelijk weergeven en daarbij paste het om een vindplaats aan te geven.’

Aandacht voor de klassieken. Reinjan Mulder voor het voormalig Tiels Gymnasium

Aan het slot van ons gesprek vroeg ik Roberto Calasso in hoeverre hij een twintigste-eeuwse schrijver was. Ik vertelde hem met enige verbazing te hebben gezien dat hij zich in zijn andere werk voornamelijk met moderne schrijvers bezig hield. Ook in zijn uitgeverij waren nauwelijks Griekse en Latijnse schrijvers opgenomen. In hoeverre verschilde zijn benadering van die van de oude mythografen?
Calasso: ‘Een belangrijk verschil is dat het verhaal dat ik vertel niet lineair is. Er is geen duidelijk tijdsverloop in de handelingen.’ De bruiloft van Cadmus en Harmonia is opgebouwd uit fragmenten. Bepaalde taferelen en personages keren telkens weer terug. Calasso springt naar willekeur naar voren en naar achteren en ondertussen geeft hij ook nog eens commentaar op wat hij vertelt. ‘Ik heb naar een vorm gezocht waarin ik meteen allerlei gedachten, ervaringen en reflecties kwijt kon. Ik heb daarom gekozen voor een cirkelende fragmentarische benadering, met veel onderlingen verbindingen tussen de fragmenten. Deze vorm was alleen maar mogelijk door wat er in de loop van deze eeuw binnen de literatuur is gebeurd.’

Roberto Calasso vertelde dat hij het boek ook niet geschreven had in de volgorde die het uiteindelijk kreeg. ‘Ik heb eerst de eerste twintig bladzijden geschreven, en precies in die volgorde, maar daarna ben ik nadrukkelijk naar een volgorde gaan zoeken. Ik ben met stukken gaan schuiven. Nadat ik begonnen ben bij de ontvoering van Europa, laat ik het verhaal opzettelijk alle kanten uit gaan. En pas helemaal aan het eind kom ik dan weer terug bij het begin.
‘Mijn boek volgt een pad dat langs verschillende verhalen gaat, die alle op een of andere manier met elkaar in verband staan, net zoals de leden van een familie bij elkaar horen. Ik heb het continuum van de verhalen willen laten zien uit de mythologie.’
Essentieel voor Roberto Calasso was dat de lezer ging inzien dat een verhaal op verschillende manieren verteld kan worden. ‘Elk verhaal dat je vertelt staat weer voor een reeks andere verhalen. Ik geef de lezer zo een indruk van het begrip variant. Je kunt Helena voorstellen als iemand die verraden is, maar ook als als een verraadster. Hetzelfde geldt voor Ariadne, en Penelope.’

Ik vroeg hem nog waarom hij een enkele keer ook verwijzingen naar de huidige tijd opgenomen had. Naast Euripides, Horatius, Plutarchus en Herodotus kom je in het register plotseling ook Hölderlin tegen, of een verwijzing naar de Griekse Cultuurgeschiedenis van Burckhardt. Calasso antwoordde dat hij met deze anachronismen wilde accentueren dat er sinds het onstaan van de mythen veel tijd voorbij gegaan is. ‘Mijn eerste opzet was een verhaal te vertellen waarin alleen oorspronkelijk Grieks materiaal werd verwerkt. Maar ik zag dat ik daar van af moest wijken. Ik vond dat ik af en toe verwijzingen op moest nemen naar iets van later, als een signaal van de moderne wereld.’

Roberto Calasso vergeleek zijn werkwijze met een antieke vaas waarin kleine barstjes gekomen zijn. ‘Die barstjes maken dat het een oude vaas wordt. Ik wilde de lezer zo laten zien dat de tijd voorbij gaat.’

Het interview met Roberto Calasso op grond van mijn gesprek in Frankfurt verscheen op 18 oktober 1991 in NRC Handelsblad. Zijn De bruiloft van Cadmus en Harmonia, werd in 1991 in een vertaling van Els van der Pluym uitgebracht door De Wereldbibliotheek. 

 

Geef een reactie