Op zoek naar de eerste Oek – Uit de roerige geschiedenis van de Amsterdamse Fietsersbond

oekomslagimg_1073Sinds hij op hert fietspad door een bromscooter het ziekenhuis in werd gereden, levert Reinjan Mulder ook bijdragen aan het blad Oek (Op eigen kracht) van de Amsterdamse afdeling van de Fietsersbond (FB). Toen dat aan zijn honderdste nummer toe was, ging hij in de archieven op zoek naar nummer 1.

Het vinden van het eerste nummer van ‘de Oek’, wat staat voor Op Eigen Kracht, is minder eenvoudig dan ik heb gedacht. Tevoren ben ik al gewaarschuwd dat juist het allereerste nummer van de Oek in ons goed bijgehouden archief wel eens zou kunnen ontbreken. Misschien dat het illustere Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) nog een exemplaar in zijn anarchistische collectie heeft.
Ook heb ik gehoord dat er voorafgaand aan de Oek al verschillende andere ledenbladen van de Fietsersbond hadden bestaan, die Amsterdam Fietssst heetten, en afdelingsblad ENWB Amsterdam, en ENWB/Op eigen kracht. Provisorisch gestencilde of gexeroxte blaadjes zouden dat geweest zijn, waarachter onder anderen Peter Giele een drijvende kracht was, de latere oprichter van de roemruchte Galerie AMOK in het oude Handelsbladgebouw, maar ook de man achter de legendarische, door Joost Zwagerman bezongen club RoXY in de Kalverstraat.
Die eerste waarschuwing, dat er geen eerste nummer meer te vinden is, blijkt niet helemaal te koppen. Na een half uur neuzen in de ordners vind ik in een net mapje boven op elkaar twee exemplaren van een aan elkaar geniet pakje vellen, waarop de ene keer op het groene voorvel ‘Oek’ staat en de andere keer, op een geel voorvel, ‘Oek 2’.
Het kan niet anders, de Oek zonder nummer moet het verdwenen gewaande eerste nummer zijn.
Vol verwachting sla ik het voorvel om. Wanneer het nummer verschenen is, is nergens te zien. Er staat geen datum op en het is niet afgestempeld. Maar omdat nummer 2 in oktober 1981 is verschenen en er een verschijningsfrequentie van vier keer per jaar wordt aangekondigd, neem ik maar aan dat de eerste echte Oek, als het hem tenminste is, in de zomer van dat jaar moet zijn uitgekomen, 35 jaar geleden.
Ondertussen wordt daarin nog niet meteen duidelijk wie er in de redactie van de eerste Oek hebben gezeten. Namen van redacteuren komen er niet in voor. Ik zie alleen ergens de naam van een zekere André Guit staan.
Ook de introducerende tekst van het – vermoedelijke – eerste nummer is behoorlijk cryptisch: ‘Tegen ieders verwachting in is ie hier dan toch weer: uw eigen OEK. Na enige tumultueuze ontwikkelingen binnen de afdeling.’
Wat wel aardig lijkt te kloppen van de geruchten waarmee ik op pad ging, is dat in die eerste jaren de kunstenaar en medeoprichter van de roemruchte Club RoXY een van de gangmakers is achter de ledenbladen van de afdeling Amsterdam. Zo is al in het afdelingsblad van de afdeling Amsterdam uit oktober 1978 te lezen dat het omslag, een blote voet op een stevige fietstrapper, ‘weer een kreatie [sic] van onze grafisch ontwerper Peter Giele’ is.
In een ordner die naast de ordner met de eerste Oeks staat, vind ik meer van dit soort wild gecomponeerde en agressief getoonzette blaadjes. Daarop komt de afkorting Oek dan nog niet voor, maar ik zie wel de namen van Peter en Marijke Giele, naast die van andere mogelijke redacteuren als Gerard Ruijs, Bernard Offeringa en Paul en Thea Rijkers.
Van hen lijkt alleen Paul Rijkers nog bij de eerste, echte Oek betrokken zijn. De rest lijkt daarna zonder verdere toelichting en zonder afscheidswoorden in het niets verdwenen.

Uit meer blijkt dat het er betrekkelijk wild aan toe moet zijn gegaan, die eerste jaren van de Fietsersbond. De voorgangers van de Oek worden, voordat men naar een wat geregelder aktiecentrum in de Minahassastraat verhuist, aanvankelijk op het Tweede Weteringplantsoen gemaakt en de toon varieert daar van uiterst ludiek tot blinde woede. Wanneer de afdeling Amsterdam een actieleider zoekt, wordt deze meteen ook maar als ‘actielijder’ aangeduid, en zijn of haar toekomstig salaris bedraagt: ‘enige dooie fietsers minder in het verkeer, vele overbodige auto’s minder (…), gratis vulling van uw vrije tijd en – na gebleken geschiktheid – zelfs meer dan dat (promotiebeleid!), ’
Ook lezen we daar dat een psychologische test ‘niet tot de selectieprocedure behoort’.
De tekeningen in die tijd zijn meestal al van Peter Giele, naast allerlei soorten strips en cartoons die, met bronvermelding en al, uit Het Parool (Peanuts) en de Volkskrant (Linke Loetje) lijken te zijn overgenomen.

Toch moet er wel hard gewerkt zijn, in die eerste pioniersjaren. Aanvankelijk verscheen het blad zelfs zes keer per jaar, aanzienlijk vaker dan nu, al kostte dat kennelijk wel de nodige krachtsinspanning. In februari 1979 schrijft de redactie hoe Op Eigen Kracht elke keer weer met heel veel nachtwerk tot stand wordt gebracht: ‘Weet je dat het blad een aantal actieve ENWB-ers wekenlang een deel van hun nachtrust kost? Nee, dat wist je vast niet, anders gooide je het niet altijd ongelezen in de prullenmand. Daarom hier het adembenemende verhaal van de productie van een afdelingsblad!’
Waarna een lange opsomming volgt van alles wat er in de loop van het maken van het blad pleegt mis te gaan.

Over de totstandkoming van de naam blijft het  gissen. Nadat op het afdelingsblad een aantal keren de term Op eigen kracht is gedrukt, werd er in 1981 besloten een prijsvraag uit te schrijven voor een nieuwe naam, waarbij men liever geen verwijzing naar fietsonderdelen wilde. Daaruit moet in alle tumulteuze ontwikkelingen dan toch Oek als beste naam naar voren zijn gekomen.
Met die naam krijgt het blad meteen ook een facelift. Er wordt van half quarto op quarto (A4) overgestapt, en na het verdwijnen van Peter Giele begint het snel serieuzer te worden. De stukken worden degelijker, er treden nieuwe redacteuren aan, er komen minder uitroeptekens in voor en er wordt steeds minder met de spelling en de vormgeving geëxperimenteerd.

Nieuwgierig naar de pioniers van de Amsterdamse fietsersbond probeer ik nog wat getuigen van 35 jaar geleden te spreken. Maar dat lukte niet al te best. Uit die eerste, revolutionaire jaren is bij de bond niemand meer overgebleven, en veel van de oude activisten lijken in de loop der jaren in het niets verdwenen.
Ook op internet vind ik ze niet.
In een mail aan de redactie schrijft oud-redacteur André Guit echter op een gegeven moment dat het afdelingsblad al vrij snel ‘Amsterdam fietssst!’ heette. ‘Dat waren eerst ouderwetse stencils, meer een snelschrift.’
Later werd het een wat serieuzer blad. ‘Eind 1980, begin 1981,’ schrijft hij, ‘zijn 5 of 6 actieve vrijwilligers van de Fietsersbond opgestapt, waaronder veel redacteuren. Ze zagen de pragmatische koers van de afdeling, waarin ook met de gemeente werd gepraat, niet zitten. Met de vrijwilligers die bleven is toen een nieuw blad begonnen.’
Maar als ik hem daarna om een toelichting vraag, reageert hij niet.

Van de drijvende krachten uit de begintijd is Peter Giele in ieder geval al weer geruime tijd overleden. In een fraai luxueus gedenkboek dat in 2003 over hem verscheen, is te lezen hoe hij zich in die tijd, 1976, eerst nog voornamelijk per step door de stad beweegt – totdat hij met zijn vrouw Marijke besluit per tandem op huwelijksreis naar Frankrijk te gaan.
Daarna verkopen ze hun huis in Amsterdam en vertrekken ze op de fiets voor wat een wereldreis had moeten worden.
Maar al binnen een jaar zijn ze weer terug in de stad en richten ze samen met David Veldhoen en Erik Hobijn de Stads Kunst Guerilla (SKG) op, waaruit later de kunstenaarswerkplaats Amok en Aorta zal ontstaan.
Tussen al die wilde activiteiten door moeten ze hun inmiddels historisch geworden werk voor de voorgangers van de Fietserbond hebben verricht.
In het boek vertelt Giele’s toenmalige vrouw Marijke ter Rele nog wat meer anekdotes over die tijd: ‘De Stads Kunst Guerilla (SKG) kwam onder andere voort uit het feit dat Peter en ik lid waren van de Eerste Nederlandse Fietsersbond. Kunst moest de straat op, vonden we, en ingezet worden voor een maatschappelijk doel. Om aandacht te vragen voor gevaarlijke kruispunten schilderden we met witte wegenverf lijken op kruispunten, plaatsten grafzerken in de stad.’
Wat is dat allemaal lang geleden.

Verscheen eerder in iets andere vorm in: Oek, nr. 100. Najaar 2016.

Geef een reactie