Wij zijn onze familie – Over ‘De idioot en de tederheid’ van Yannick Dangre

Vaders en zonen

Vaders en zonen

Door Reinjan Mulder 
Ooit zat ik in de redactie van een tijdschrift waar nogal wat ongevraagde kopij binnenkwam. Elke vrijdag kwamen we bij elkaar om de stapel post te bespreken. Een van ons las iets hardop voor en dan wisten de anderen vlug genoeg of het wat was, of juist niet.
Een geliefd hulpmiddel tijdens die voorleessessies was het woord ‘staren’. Kwam dat in een verhaal voor, dan gingen de meestal duimen snel naar beneden. Het was, nu ik eraan terugdenk, een soort literair Idols maar dan zonder publiek.
De roman De idioot en de tederheid van Yannick Dangre (1988) zou bij ons al heel snel gesneuveld zijn. Niet alleen komt het woord ‘staren’ er veel in voor, honderden keren, het gaat vaak ook nog vergezeld van al even gevaarlijke woorden als ‘zwijgend’, ‘voor zich uit’, ‘naar het tapijt’ of ‘blijven’.

Staren is een bijzondere manier van kijken. Met ‘staren’ kan een schrijver aangeven dat iemand verstard is, monomaan, autistisch, naar binnen gekeerd.
Wie staart staat niet volop in het leven. En wie graag zwijgend voor zich uit naar het tapijt blijft staren, zoals in het boek van Dangre gebeurt, moet wel behoorlijk gestoord zijn.
Soms komt dat voor. Na bepaalde heftige verwikkelingen kan iemand buitengewoon treurig worden. Hij verliest alle contact met zijn omgeving en staart even stil voor zich uit.
Ook kan een schrijver met het woord staren aangeven dat bij een van zijn personages de twijfel toeslaat. De rest blijft opgewekt om zich heen kijken, maar er is één persoon die het niet meer trekt.

In De idioot en de tederheid is geen van beide het geval. Alle personages in Yannick Dangres nieuwe boek, en dat zijn er nogal wat, staren. En niet alleen staren ze in bepaalde fase van het verhaal, nee, ze staren permanent, door het hele boek heen. Op de tweede bladzijde begint de ik al ‘naar de grond’ te ‘staren’, en op de allerlaatste (halve) bladzijde staart een van de hoofdpersonen de ik nog altijd ‘vragend’ aan. En tussen die twee punten in zien we iedereen dan de hele tijd door ‘dromerig voor zich uit staren’, ‘peinzend voor zich uit staren’, ‘naar facturen staren’, ‘met een zucht naar het vloerkleed staren’, ‘geconcentreerd naar een motorkap staren’, ‘verslagen voor zich uit staren’ of ‘een beetje doelloos voor zich uit staren’.
Soms gebeurt het zelfs dat alle personages opeens allemaal tegelijk beginnen te staren: ‘We staarden elkaar verbaasd aan…’.

Zou dat opzet zijn, vraag je je af, en kiest Yannick Dangre uit overtuiging voor flink wat effectbejag in zijn tekst? Of is het slordigheid en is hij zich er niet zo van bewust, en was er ook op de uitgeverij niemand die hem even uit zijn zwijgende gestaar hielp?
Het eerste sluit ik niet uit. Ook op andere manieren toont Dangre zich in De idioot en de tederheid een hartstochtelijk verteller in de traditionele zin van het woord. Hij deinst niet terug voor een cliché meer of minder, laat het rommelen en donderen en mag graag van tijd tot tijd de versterkende pedaal indrukken. Het lijkt of er voor Yannick Dangre nooit genoeg pathos en overdrijving in een boek worden gestopt.

Daar is ook wel wat voor te zeggen. Het verhaal dat Dangre vertelt kan wel wat pathos gebruiken, want erg groots en meeslepend is het op zichzelf allemaal niet. De idioot en de tederheid beschrijft het wel en wee van een familie die aanvankelijk een kruidenierszaak heeft, totdat twee zoons besluiten een fietsenwinkel te beginnen. Daarbij komen zo ongeveer alle verwikkelingen aan bod die je je in het moderne midden- en kleinbedrijf kunt voorstellen: leningen binnen de familie, gedoe met de bank, het tijdig aanpassen van het assortiment, het meewerken van echtgenotes en kinderen, overspelige verhoudingen met het personeel en het aanschaffen van auto’s op kosten van de zaak.
Volgens een van de stemmen in het boek zijn wij het niet zelf die ‘onze essentie’ bepalen, maar is dat onze familie, juist omdat we dat niet willen. Dat lijkt me in dit verband niets te veel gezegd.

Dank zij het verteltalent van Dangre gaan al die op zichzelf nogal saaie verwikkelingen toch nooit vervelen, en dan moet je wat goedkoop gestaar misschien maar op de koop toenemen. Soms ergerde ik me aan de wat al te gemakkelijke geformuleerde emoties, maar even vaak zorgden ze ervoor het familieverhaal net wat prikkelender en meeslepender te maken.
Tot slot een mooi citaat om nog even over door te denken: ‘Sommigen zeggen dat je geluk niet kunt vastpakken, dat je het pas later herkent, als je het kwijt bent. Anderen beweren dat echt geluk vooral bestaat uit het verwachten ervan, maar ook dat is gelul. Geluk heeft maar één eigenschap: je vergeet het onmiddellijk.’

Yannick Dangre, De idioot en de tederheid. Uitg. De Bezige Bij. 318 blz.

Verscheen eerder op  Tzum. 

 

 

 

Geef een reactie