Gertrude Blom 1901-1993 – Reis door mijn boekenkast (1)

Door Reinjan Mulder


Gertrude Blom, Bearing Witness, Chapel Hill-London 1984

Ze stierf op een van de laatste dagen van 1993, een week voordat in haar woonplaats San Christóbal de las Casas de eerste opstandige Indianen werden neergeschoten. Haar dood kreeg daarmee iets symbolisch. Vijftig jaar lang had Gertrude Blom voor de rechten van de Mexicaanse Indianen in de deelstaat Chiapas gepleit, en toen ze daar eindelijk op zeer hoge leeftijd overleed, zo lijkt het, namen zij het recht in eigen hand. De vrouw die de wereld met haar artikelen en foto’s hardnekkig aan hun bestaan had herinnerd, was er niet meer en haar indianen zouden het nu zelf gaan doen.
Trudi Blom, zoals ze werd genoemd, dankte haar wereldwijde faam in de eerste plaats aan haar foto’s – in de jaren negentig had ze nog een indrukwekkende tentoonstelling in de Oude Kerk in Amsterdam. Maar zelf zag ze zich in de eerste plaats als activiste. ‘Wat heeft een tentoonstelling in een museum voor zin, als dit hier morgen allemaal vernietigd is?’ zei ze toen ik haar in december 1984 in haar tot een museum omgetoverde huis San Christóbal opzocht. De verdwijning van het regenwoud en de oorspronkelijke indiaanse cultuur in Chiapas ging haar meer ter harte dan welke erkenning in de kunstwereld ook.
Haar fotowerk, ze maakte in totaal meer dan 40.000 foto’s, was voor haar meer iets wat er nu eenmaal bij hoorde. Blom was ook niet in beroemde voorgangers of in fototechniek geïnteresseerd. Over de Duitse fotograaf August Sander, die in wezen tamelijk verwant werk maakte, zei ze me dat ze nooit van hem had gehoord.
Haar eerste foto’s, zo vertelde ze, maakte ze als illustraties bij een artikel dat ze schreef, en die argeloosheid en pretentieloosheid had ze altijd gehouden.
Het afdrukken van haar foto’s liet ze bij voorkeur ook over aan laboratoria en assistenten, evenals de samenstelling van tentoonstellingen en fotoboeken. Ze kon haar tijd beter gebruiken.

San Christóbal Las Casas, 29 Dec. 1984

Engagement met vervolgden en onderdrukten moet Gertrude Blom altijd hebben gehad. In haar geboorteland Zwitserland en later in het Berlijn van de Weimarrepublik zette ze zich al in voor de socialistische beweging. Volgens haar eigen zeggen was het deze houding die haar in 1940 halsoverkop naar Amerika deed vluchten. Daar kwam ze diep in het oerwoud van Zuid Mexico de Deense archeoloog Frans Blom tegen. Ze trouwden en samen begonnen ze het vermaarde cultuurhistorische centrum Na Bolom dat tot op de dag van vandaag in San Christóbal bestaat.
De laatste jaren van haar leven, toen ze zich realiseerde welke gevolgen het verdwijnen van het laatste stukje tropisch regenwoud in Noord Amerika zou hebben, was Gertrude Blom sterk gedesillusioneerd. Ze had niet kunnen voorkomen, zei ze, dat de indianen vrijwillig hun biotoop opgaven, en daarmee hun eeuwenoude cultuur.
Dit verval werd het belangrijkste thema van haar latere werk: foto’s van zwartgeblakerde vlaktes, omgehakte mahoniebossen, bulldozers en afgebrande hellingen.
Het paradoxale is dat haar inspanningen toch niet zonder erkenning bleven. In de jaren tachtig had ze al exposities in Amerika en Europa. De Nederlandse schrijfster Inez van Dullemen wijde zelfs een heel boek aan haar: de semi-documentaire roman Het land van rood en zwart.
In Mexico zelf werd Blom tot ereburger uitgeroepen. Zo’n officiële erkenning, zo zei ze me aan het slot van onze ontmoeting op die 29ste december in 1984, op wat later haar sterfdag zou worden, was typerend voor een land als Mexico. ‘De politici moeten van de opvattingen die ik verkondig niets hebben, maar ze prijzen me wel. Dit is Mexico, hier gebeuren dingen die nergens anders zouden kunnen.’

Verscheen eerder als necrologie van GETRUDE BLOM in NRC Handelsblad,  januari 1994

 

Geef een reactie