Johan Ponsioen: herinneringen van een model

Door Reinjan Mulder

Joh. Ponsioen: familieportret

Joh. Ponsioen: familieportret

Wat me allereerst fascineerde op het schilderij dat vanaf 19 november op de site galeries.nl staat, was het jongetje. Niet dat het nu zo mooi geschilderd was. Maar het had een intrigerende, naïeve manier van kijken waar ik, zo merkte ik, maar moeilijk genoeg van kon krijgen.
En dan die helder blauwe ogen, en dat wulpse, vrouwelijke mondje…
Herkende ik er iets in? Waarschijnlijk wel. Toen ik veertien was, had de schilder van het doek, Johan Ponsioen (1900-1969), ook mijn portret geschilderd.
Mijn vader vond het leuk zijn kinderen ook eens door iemand anders dan zichzelf te laten vereeuwigen, en Ponsioen was in de Betuwe van mijn jeugd een naam.

Bij een recente verhuizing is het portret dat hij toen maakte, weer boven water gekomen. Ik heb toen even naar net zulke blauwe ogen en bijna net zo’n sensuele mond staan kijken.
Was ik dat?
Of, denk ik nu, was het eerder een Ponsioen-jongetje dat hij geschilderd heeft?
Eén ding was zeker: ik was het niet op het groepsportret. Het moest een paar jaar eerder zijn geschilderd dan mijn portret, en zo te zien was dit jongetje nog lang geen veertien.
Maar toen ik er langer naar keek, zag ik wel nog iets anders, wat ik herkende. Was het de serene, licht wanhopige sfeer, die uit dit bijna middeleeuwse familieportret naar voren kwam?

Johan Ponsioen: Portret van Reinan Mulder, Tiel, 1963

Johan Ponsioen: Portret van Reinjan Mulder, Tiel, 1963

Als je als jongetje elke woensdagmiddag een paar uur stil op een stoel moet zitten voor een gezellig keuvelende schilder, moet je op den duur wel een beetje weten wie hij is. Was Ponsioen zo’n wanhopig mens?
Ik herinnerde het me niet.
Maar Johan Ponsioen was wel een bewonderaar, sommige zeiden een epigoon, van de schilder Dick Ket. En Dick Ket kon soms wel degelijk een behoorlijke tobber zijn. Ponsioens atelier, een omgebouwde slaapkamer, stond in die dagen, dat herinner ik me nog, vol met dezelfde stillevenmotieven die je in het werk van Dick Ket tegenkwam: een emaille schaal, een blauwe fles, een wit kommetje, een stoffige kruik. Tekenen van vergankelijkheid die nog eens werden versterkt door een gemaniereerde stijl die Ponsioen zich, net als Dick Ket, had eigen gemaakt.
En zouden de manier van kijken van de man op dit familieportret, door zijn ooghoeken, en zijn rare, lange vingers niet ook, net zo, door Dick Ket geschilderd kunnen zijn? Of is het soms Dick Ket? Een zekere gelijkenis met diens zelfportretten kun je niet ontkennen.

Ik realiseerde me dat het vooral deze verwantschap moest zijn, die ik nu in dit wonderlijke schilderij van Johan Ponsioen herkende.
Het moet een vreemde ervaring voor een Tielse gymnasiast aan het begin van de jaren zestig zijn geweest, om weken lang in zo’n serene, bijna vooroorlogse sfeer te worden ondergedompeld.
Met dit schilderij, dat samen met de rest van de Scheringa-collectie nu tijdelijk bij ABN AMRO is ondergebracht, probeerde ik – tevergeefs – die ervaring weer tot leven te roepen.

Eén reactie

  1. Frank Orlemans

    Mijn vader bracht Ponsioen regelmatig met de auto weg. Ponsioen had zelf geen rijbewijs. Thuis heb ik nog een portret van mijn moeder, geschilderd door Ponsioen.

Geef een reactie