Weggaan en opnieuw beginnen

1972: PC redacteur Reinjan Mulder leest op zijn studentenkamer ‘De avonden’

Door Reinjan Mulder
Een studentenblad was het eerste bedrijf waar ik wegging. Weggaan, dacht ik toen, was iets wat hoorde bij werk, zoals doodgaan bij het leven.Bij het studentenbladblad was weggaan ook niet moeilijk, omdat iedereen daar na een jaar of twee weer vertrok. Anders was het geen studentenblad. Meteen bij je aantreden lag je afscheid vast. Daarom was het goed om bij het studentenblad te beginnen. Ik schreef nog één lang stuk, over alles wat ik nog had willen zeggen, en daarna volgde een uitluiden, en weg was ik.
Er werd, geloof ik, ook nog ‘iets’ gedronken, maar bij het studentenblad werd altijd ‘iets’ gedronken. Of je nu kwam of wegging, of dat je gewoon bleef, ik kan me niets herinneren waarbij niets werd gedronken. Zeg maar rustig: er werd veel gedronken. Ik weet er niets meer van.

Daarna ben ik nooit meer zo mooi weggegaan. In de bedrijven waar ik later werkte, was vertrekken altijd een kwestie van rekenen. En van stijl. Je moest een gevoel ontwikkelen voor de goede afstand tot het begin en voor het juiste moment. Vertrekken was etiquette geworden. Maar ik leerde het. Ik heb de kunst van het weggaan geleerd. Weggaan was iets waarin anderen je konden helpen. Zij namen je soms het weggaan uit handen. Ging je weg, dan maakten ze een lied. Op de wijs van iets. Of een boek waarin iedereen iets. Het makkelijkst, na het studentenblad, was het nog toen mijn tijdelijke baan aan de universiteit afliep. Aflopen is ook vertrekken. Ook daar  lag het vertrek vanaf de eerste dag vast, of je nu je best deed of niet. Alleen als je ziek werd mocht je langer blijven. Zieken gaan altijd later weg.

Het begon er mee dat ik een half jaar voor mijn vertrek mijn werkkamer kwijtraakte, omdat het instituut waar ik werkte werd opgeheven en het voor een half jaar niet meer de moeite was nog elders een bureau en een telefoonaansluiting te regelen. Is opheffen  ook vertrekken?

Wie voor hij weggaat eerst een half jaar thuis moet werken heeft goed de gelegenheid om aan het vertrek te wennen. Je zet je eigen koffie weer, neemt er koeken bij naar keus, regelt je eigen verlichting en verwarming, en op den duur zie je alleen nog maar bibliotheekmedewerkers.
En de pedel. Als je de pedel ziet is het einde altijd nabij. Hora est. Je krijgt nog een etentje met de achterblijvende collega’s, geheel op jouw kosten, en verder worden er niet veel woorden meer aan je vertrek gewijd. Je gaat al niet meer weg, je komt alleen nog een keer terug. Het weggaan is tot natuurverschijnsel gemaakt.Zoals een foetus na negen maanden goedschiks of kwaadschiks het moederlichaam moet verlaten, zo ga je weg. De cirkel heeft zich al voor je weggaat achter je gesloten, en als je weg bent is het, alsof je er nooit hebt gewerkt.

Dat het ook anders kan leerde ik in mijn volgende baan. Daar kreeg ik bij mijn vertrek niet alleen een etentje, op kosten van de zaak, maar ook een toespraak, die erop neer kwam dat ik, al was ik weg, natuurlijk wel door moest blijven werken, voor het bedrijf, en dat ik ook maar weer snel terug moest komen. Dat was nieuw. En het gekke was, ik deed het ook. Terugkomen. Tijdens mijn nieuwe baan schoof ik nog geregeld bij de oude collega’s aan, en na een tijdje kreeg ik bij mijn oude werk een nieuwe, betere baan aangeboden. Alsof ik nooit was weggegaan. Ik had alleen een aanloop genomen om beter te kunnen springen. Verder te komen.
Ik moest alleen nog afscheid nemen van die aanloop. En van de collega’s tussen wie ik mijn aanloop begonnen was. Er was een etentje, nu weer op eigen kosten, maar ik werd door de achterblijvers vrijgehouden. Wie wegging kreeg eten, wie bleef die kreeg niets.

Reinjan Mulder, Hasebroekstraat 17, Zelfportret met Rolleiflex, 1974

Nog een paar keer heb ik daarna een nieuwe baan gekregen, maar echt wennen deed het afscheid nemen niet. Eén keer werd ik onmiddellijk na mijn aankondiging dat ik weg zou gaan in afzondering gezet, en mocht ik met niemand nog contact hebben. Ik bestond al niet meer. Zo hoefde ik niet meer eerst aan mijn vertrek te wennen, het was alsof mijn vertrek er al was, sinds ik begonnen was.
Een volgende keer kreeg ik na de aankondiging van mijn vertrek juist het verzoek nog even te blijven doorwerken. Nog even. Zonder iets te zeggen. Er was geen opvolger. Ik werkte nog maanden in een niemandsland verder, onkwetsbaar, aan niemand ondergeschikt, en zag toen pas wat waar ik wegging. Was ik er maar nooit weggegaan…

Van mijn laatste baan heb ik nog steeds geen afscheid genomen. Mijn spullen liggen nog in de la van mijn bureau. Ik heb de sleutels van de voordeur nog aan mijn ring. Een Lipps-slot en een pinslot. Ik draag dag en nacht mooie, tijdloze kaartjes met mij mee, met een van mijn functies erop. Ik heb in het systeem nog altijd twee wachtwoorden. Als mensen mij op het adres van mijn werk mails of brieven sturen, komen die nog steeds niet bij hen terug.
Ze krijgen alleen nooit antwoord.
Dit moet mijn bestemming zijn.
Hier ga ik nooit meer weg.

Verscheen eerder onder de kop ‘Mulder doet het lucht uit – Een beetje sterven’ in Propria Cures, 17 janauri 2009

Geef een reactie