J.J. Audubon en het Teylers Museum

Lezing gehouden voor de Vrienden van het Teylers Museum, Haarlem, november 2007

Hoe komt het dat zich in Haarlem een van de mooiste, de bekendste en de duurste boeken ter wereld bevindt? En hoe is het daar gekomen? Dat boek is The Birds of America van John James Audubon.
The Birds of America is in de jaren twintig en dertig van de voorvorige eeuw in Londen gedrukt. Het is daar eerst op koperen platen gegraveerd, naar het voorbeeld van doorgewerkte aquarellen die Audubon had aangeleverd, en vervolgens in een beperkte oplage op grote handpersen in zwart wit afgedrukt. Daarna volgde het inkleuren. U moet dat zo zien dat een team van ongeveer vijftig inkleurders de prenten stuk voor stuk met de hand zat in te kleuren.

Rode Lepelaar
Dat alles gebeurde in de werkplaats van vader en zoon Robert Havell, twee bekwame graveurs en drukkers, die in Oxford Street in Londen een zaak hadden, waar ze ook schildersmaterialen, papier, en, let op, ook schelpen, opgezette dieren en dieren op sterk water verhandelden.

Het moet een vreemde bedoening zijn geweest, daar op Oxford Street. Hier ziet u een plaatje van de zaak. U ziet, beneden werden de dieren, de potloden en de curiositeiten verhandeld, en boven was dan waarschijnlijk de werkplaats waar het inkleuren gebeurde.
Als u zich afvraagt hoe het boek van Audubon een van de mooiste boeken ter wereld kon worden, moet u zich realiseren dat dit mede te danken is aan deze topdrukkers. Zij konden dingen die in het Amerika van die tijd ondenkbaar waren. Het was nog voor de tijd van de mechanische kleurendruk en vader en zoon Havell waren bijvoorbeeld zeer bedreven in de aquatint techniek, een techniek waardoor je delen van de prent al bij het drukken donkerder kunt maken. Bijvoorbeeld schaduwpartijen, of vogelpoten. De prenten werden daardoor veel scherper dan wanneer inkleurders dit moesten doen.
Verder hielden de Havells, en soms ook Audubon zelf, nauwgezet toezicht op het hele inkleuringproces. Ze aarzelden daarbij niet om af en toe ook zelf de penseel ter hand te nemen, bijvoorbeeld wanneer het om een bijzonder exemplaar voor een bijzondere klant ging.
Vader Robert Havell was een paar jaar voor Audubon uit Reading naar de Britse hoofdstad gekomen en hij had zich daar al bekwaamd in het drukken van grote stadsgezichten. Daarbij rekende hij voor het drukken en inkleuren heel schappelijke prijzen. Audbubon had aanvankelijk gebruik gemaakt van een drukker in Edinburgh, maar tijdens een staking daar bleek hem dat het in Londen aanzienlijk beter en ook nog eens veel goedkoper gebeurde.
U begrijpt waarschijnlijk dat het hele productieproces van het boek met zijn 435 platen een langdurig proces was, elke prent moest eerst lijntje voor lijntje op de koperplaat worden overbracht, met aquatint werden de donkere partijen aangegeven, het drukken begon, en dan zat men nog dagen lang te kleuren.
Ik hoorde begin deze maand dat er vijfentwintig jaar geleden nog vier jaar nodig is geweest om een moderne facsimile van het boek te maken, dus u begrijpt wel hoe veel tijd een handgekleurde uitgave ervan in de tijd voor de industrialisatie kostte. Meer dan 10 jaar is er non stop met man en macht in Oxford Street aan het project gewerkt

Niet dat er zoveel boeken nodig waren. Er zijn van de verschillende prenten waarschijnlijk nooit meer dan 250 exemplaren gedrukt, net zoveel als van de facsimile van 1972. Het aantal complete boeken dat is gemaakt was waarschijnlijk zelfs nog lager, men gaat uit van ongeveer 200 stuks. Het boek werd doorgaans bij de kopers in delen afgeleverd en sommigen van hen haakten na enige tijd af. Er zijn ook aankondigingen te vinden waarin Audubon aanbood aan geïnteresseerden losse prenten te leveren.
Die prenten werden dan in etappes naar de kopers verzonden, die zelf mochten bepalen of ze ze ingebonden wilden hebben, of in losse vellen. Soms lieten ze ze in dat geval zelf inbinden. Voor dat verzenden van de losse prenten had Audubon indertijd speciale kistjes laten maken, waarin hij ze de wereld inzond.
Rechts van het kistje ziet u een plaatje van een ingebonden exemplaar, het is het exemplaar dat door Audubon werd verkocht aan George Lane Fox en dat een paar jaar geleden voor 8.8 miljoen dollar bij Christie’s werd geveild. Aan dat bedrag heeft het boek sindsdien zijn reputatie van het duurste boek ter wereld te danken.

Hier in Haarlem werd meteen besloten de prenten in Leiden te laten inbinden, bij de firma Loeber. Het stickertje van deze firma zit nog steeds op de binnenkant van de omslag.
Hier ziet u het Haarlems exemplaar in de opkamer van het Museum liggen. Maar wat u waarschijnlijk niet ziet is dat hier om een betrekkelijk eenvoudig ingebonden exemplaar gaat. Er zijn ook exemplaren bekend die er van buiten tien keer zo kostbaar uit zien. Er zijn ook eigenaren geweest die een speciaal prachtig meubel voor de prenten hebben laten ontwerpen, met kunstige laden en uitklapstukken. U zult dat zien in de film die op de tentoonstelling wordt vertoond. Zo’n meubel stond dan in een speciale Audubon-kamer, waar men op gezette tijden zijn kunstlievende gasten ontving.

Wat is nu het bijzondere van The Birds of America, waarom is het zo kostbaar?
In de eerste plaats natuurlijk omdat het zo mooi is uitgevoerd. Ik laat u hier een afbeelding zien, die mij persoonlijk erg aanspreekt, de rode lepelaar, de roseate spoonbill.
Voor wie het boek al heeft gezien, vertel ik waarschijnlijk niets nieuws maar ik wil toch even wijzen op een aantal bijzondere kenmerken.
U ziet dat de vogel een grote levendigheid vertoont, hij heeft karakter. Een vraag die in de filosofie soms opduikt is: hebben dieren een ziel? Welnu als u deze plaat ziet, weet u dat in ieder geval lepelaars een ziel hebben. Die nieuwsgierige ogen. De mimiek van de vleugels.
Daarnaast ziet u dat er erg veel aandacht aan de achtergrond wordt besteed. Dat is een schilderij op zich.
U ziet hoe mooi de kleuren tegenover elkaar staan, en gelooft u me, dat heeft weinig met een realistisch kijken naar de natuur te maken. Dat is puur Audubon!
Wat het boek daarnaast echter kostbaar maakt is dat er maar zo weinig exemplaren van het boek van gedrukt. Tweehonderd dus.
Niet omdat er niet meer gedrukt zouden kunnen worden. Van een kopergravure kunnen makkelijk duizend afdrukken worden gemaakt. Maar er waren nu eenmaal niet meer mensen die op het boek wilden intekenen en Audubon voelde er weinig voor om honderden exemplaren op goed geluk te laten maken.
Misschien had Audubon zijn boek wel te duur gemaakt. Voor hij er aan begon was hem door een bevriende uitgever aangeraden om het kleiner en goedkoper te maken, dan zou hij er rijk mee kunnen worden, maar daar voelde hij niets voor.
Aan Audubons verkoopinspanningen lag het in ieder geval niet. Als je zijn dagboeken en brieven leest, zie je dat hij zich ontzettend heeft uitgesloofd om kopers te vinden. Heel vaak tevergeefs.

Nadat de boeken eenmaal af waren, en verkocht, is hun aantal in de loop van anderhalve eeuw dan ook nog eens verder teruggelopen.
Er zijn boeken of losse prenten zoek geraakt, ze zijn door brand of oorlogsgeweld gesneuveld.
En er zijn boeken doelbewust uit elkaar gehaald. U weet waarschijnlijk dat dit bij plaatwerken zoals atlassen een bekend maar ook omstreden gebruik is. In een wereld waar geen monumentenlijst voor boeken bestaat, is de verleiding nu eenmaal groot om in dure plaatwerken de schaar te zetten, in de verwachting dat de afzonderlijke prenten meer opbrengen dat het boek als geheel.
Een verwachting die overigens niet altijd terecht is. Nog een paar jaar geleden deed de Nederlandse antiquaar Bas Hesselink van Forum een bod op een complete Audubon, die op de markt zou komen. Er werd niet op gereageerd. Tandenknarsend moest hij daarna toezien hoe de erven van de eigenaar er voor kozen om de prenten uit winstbejag stuk voor stuk te laten veilen. Het pijnlijke was vooral dat de prenten daarna toch niet meer opbrachten, maar juist minder dan zijn oorspronkelijke bod.
Je kunt daaruit afleiden hoe zeldzaam een complete Audubon inmiddels is geworden. Jaren lang werden de prijzen van dit soort boeken opgedreven door particuliere kopers die niets met een groot en heel duur boek konden beginnen, maar die wel graag een betaalbare, bijzondere prent aan de muur wilden hebben. Maar bij Audubon is de zeldzaamheid en de bekendheid nu zo groot geworden is dat het boek inmiddels meer waard is dan de som der delen.

In 1973 heeft de Amerikaan Waldemar Friesz een interessante speurtocht ondernomen om alle op dat moment nog aanwezige complete exemplaren van de Birds of America in de wereld in kaart te brengen. Hij kwam daarbij tot 134 stuks, die voor het grootste deel in Amerika en Engeland bevonden.
Uit zijn onderzoek blijkt dat er zich slechts 2 exemplaren in Frankrijk bevonden, het eerste vaderland van Audubon. Een van de eerste kopers was ook de toenmalige Franse koning geweest.
Er was 1 exemplaar in Portugal. 1 in Italië. Aanvankelijk was er geen enkel exemplaar in Duitsland verkocht, maar in 1973 was daar inmiddels ook 1 exemplaar terecht gekomen, in Meiningen, in de toenmalige DDR.
Er waren 3 exemplaren in Rusland, onder meer in een aan Darwin gewijd museum.
En dan was er dat ene Nederlandse exemplaar, het exemplaar dat nu hier wordt uitgestald. Wat natuurlijk toch een mooi resultaat is, als je bedenkt dat er in het veel grotere Frankrijk nu maar 2 zijn en in Duitsland zelfs maar 1.
Het bijzondere van het Nederlandse exemplaar is daarbij nog dat het niet alleen een heel mooi exemplaar is, want dat kon nogal eens verschillen, maar ook dat het al die 180 jaar op dezelfde plaats en in dezelfde handen is gebleven.
Ook de afgelopen dertig jaar, toen er alweer 15 exemplaren zouden zijn verdwenen, er schijnen er zelfs enkele gestolen te zijn, is het Haarlems exemplaar trouw hier op zijn vaste plaats gebleven.

Hoe komt het nu dat veel landen geen enkel exemplaar hebben en dat Nederland en uitgerekend het kleine Teylers Museum, wel?
Daarvoor moeten we zijn bij de man die indertijd directeur was van Teylers Museum, Martinus van Marum, u kent als vrienden van het Museum zijn naam, en bij de verkoopstrategie van John James Audubon.

Hoe vonden deze beide heren elkaar? Ik ben daarnaar de afgelopen tijd in de literatuur op zoek geweest, maar ik heb eerlijk gezegd maar weinig gevonden over de manier waarop hun contact moet zijn verlopen. In geen van de biografieën die er over Audubon zijn verschenen, en dat zijn er nogal wat, komt de naam Haarlem of Van Marum voor.
In de publicaties over Teylers en Van Marum neemt, aan de andere kant, ook Audubon een marginale positie in. In de gecatalogiseerde briefwisseling van Van Marum ontbreekt hij, wat misschien ook niet zo gek is als je bedenkt dat Van Marum al 84 was, toen hij de boeken van Audubon aanschafte. En in de zes delen met teksten Van Marum die zich hier in de bibliotheek bevinden komt de naam Audubon welgeteld maar één keer en dan nog heel summier voor.
Hoe komen die boeken hier dan?
Eigenlijk gaat alleen Waldemar Friesz, in zijn eerder genoemde overzicht, in op de aankoop door Teylers Museum. Hij meldt dat deze is verricht door bemiddeling van Audubons zoon Victor, een jongeman die toen net 25 jaar was, en die door zijn vader op tournee door het Europese continent was gestuurd. Audubon had met zorg geconstateerd dat er nog lang geen tweehonderd inschrijvers waren, en dat hij er op deze manier weinig aan over zou houden.
Maar ook Audubons zoon Victor kon daar weinig tegen doen.
Uit de overzichten van de intekenaren die Audubon publiceerde, weten we dat Victor na Haarlem op zijn lange reis alleen nog in Toscane succes had, waar hij een half jaar later nog een tweede exemplaar wist te verkopen. De reis werd een debacle.
Waarom durfde dan toch Martinus van Marum wat bijna geen enkele andere collectioneur op het Europese vasteland durfde?
De enige verklaring die ik kan bedenken is dat dit door de persoon van de koper en de verkoper komt.
Het enige wat ons rest is ons te verdiepen in de persoon van de koper.
Mijn hypothese, en het is slechts een hypothese, is dat er tussen Audubon en Van Marum, hoewel ze elkaar voorzover ik heb kunnen vinden nooit hebben ontmoet, een zekere verwantschap moet hebben bestaan.
Wie hun biografieën leest, wordt inderdaad getroffen door een aantal opmerkelijk parallellen tussen hun beider levens.

Maar laat ik beginnen met de verschillen, want die waren er ook.
Ze waren niet van dezelfde generatie. Van Marum werd in 1750 geboren, en Audubon in 1785, 35 jaar later. Voor Van Marum was de Verlichting iets wat hij bewust heeft meegemaakt, en waarin hij ook een rol speelde, terwijl Audubon toen nog in Frankrijk in de schommel zat. Audubon zou daardoor al veel meer door de romantiek worden beïnvloed. Toen hij in 1826 uit zijn tweede vaderland Amerika in Engeland aankwam, was daar net Sir Walter Scott in de mode, de man van Ivanhoe (1820), ook Audubon adoreerde hem, en verscheen daar net John Fenimoor Cooper’s De laatsten der Mohicanen (1826), het fameuze boek over de Amerikaanse indianen.
Audubon heeft zich daarna in diezelfde traditie proberen te ontwikkelen.
Een tweede verschil is dat Audubon altijd voor zich zelf werkte. Hij was een echte ondernemer, zeg maar gerust een kapitalist, een echte Amerikaan zouden wij nu zeggen. Terwijl Van Marum altijd in loondienst was. Van Marum die tot op hoge leeftijd geen kinderen had, hoefde zich nooit echt om zijn inkomen te bekommeren. Hij vocht alleen voor fondsen voor zijn aankopen.
Audubon moest daarentegen elk dubbeltje omdraaien. In zijn brieven zie je hoe hij zich constant tegenover zijn vrouw Lucy en haar kinderen probeert te verantwoorden als er weer eens geen brood op de plank kwam. Met zijn project van De Vogels hoopte hij niet alleen beroemd te worden, maar ook eindelijk uit de geldzorgen te zijn. Met honderd abonnees zou hij het graveren van de koperplaten kunnen betalen en 212 pond per jaar verdienen, schrijft hij ergens aan zijn vrouw, maar met tweehonderd abonnees houdt hij ‘genoeg [over] om […] in dit land in een stijl en een weelde te leven, waarvan jij hopelijk zult genieten.’
‘Ik richt me met mijn prenten niet op de natuurliefhebber’ schrijft hij ergens anders, maar ‘op het rijkere deel van de maatschappij, de eersten kunnen alleen goed of slecht van mij spreken, maar de laatsten vullen mijn zakken’.
En dat deden ze uiteindelijk ook.

Maar voor het zover was ontwikkelde Audubon eerst nog een aantal lucratieve bijverdiensten. Hij gaf dansles en Franse conversatie. En in de tijd dat hij in Engeland zat om toezicht te houden op de productie van de reeks, schilderde hij vaak grote, en niet altijd erg mooie, olieverfdoeken van spectaculaire taferelen, waarvoor hij, merkte hij, makkelijk geld kon verdienen. De zogeheten ‘potboilers’.
Een favoriet gegeven was daarbij een woedende otter die onder het bloed in een val zat.
Huiveringwekkend!
Maar ook zijn kalkoen, die u hier ziet, deed het in olieverf goed in die dagen. U ziet dat hij in dit soort vrij werk nog een stuk romantischer te werk gaat dan in de prenten die in het boek zijn terecht gekomen.

Maar al zijn er dan verschillen tussen Audubon en Van Marum, de parallellen vallen veel meer in het oog, al gaat soms om parallellen die voortvloeien uit de tijd waarin ze leefden.
Om te beginnen zijn Audubon en Van Marum alletwee tot op grote hoogte self made men. Geen van beiden komt echt uit een wetenschappelijke familie. Audubons vader was zeekapitein en plantage-eigenaar en Van Marums vader bezat een plateelbakkerij in Delft.
Belangrijker is misschien nog wel hun beider hang naar vernieuwing. Zowel Audubon als van Marum vochten tegen het klimaat van hun tijd. Ze hadden niet al te veel op met het geloof en ze waren naarstig op zoek naar nieuwe grenzen van de kennis.
Daarbij voelden ze zich beiden, en dat is misschien wel bepalend geweest, aanvankelijk enigszins miskend. Van Van Marum is bekend dat hij op jonge leeftijd graag hoogleraar had willen worden en dat hij, toen dat niet meteen lukte, zich vrij hooghartig van het academische ambt heeft afgekeerd. En Audubon deed vergeefs pogingen om in het Amerika van zijn jonge jaren wetenschappelijk erkend te worden.

Als reactie op die miskenning hebben beiden zich daarop waarschijnlijk enigszins hooghartig tot doel gesteld op hun terrein ondubbelzinnig de grootste te worden. En dat is misschien wel de belangrijkste verwantschap: zowel Audubon als Van Marum hadden iets – noem het: megalomaans.

U weet waarschijnlijk dat het Van Marum was die in 1784, toen 34 jaar, op het midden van zijn levenspad zoals Dante zegt, ‘in de bloei [z]ijner dagen’, besloot de allergrootste elektriseermachine ter wereld te laten bouwen. Het was de tijd dat de kennis van de elektriciteit zich snel vermeerderde, maar in plaats van daar rustig aan mee te doen, wilde Van Marum in een keer de voorhoede veroveren.
Die zelfde neiging had precies 35 jaar later John James Audubon, dus ook 34 jaar oud, nel mezzo del camin. Terwijl in de natuurkunde de ontdekking van de elektriciteit de grote vernieuwing was, was dat in de biologie de systematiek van het planten en dierenrijk. Overal werd uitgezocht welke soorten er bestonden en waarin deze zich van elkaar onderscheidden. Daarin wilde Audubon het voortouw nemen.

Hier ziet u hoe Audubon dat deed. Een paar leeuwerikjes die later in het begeleidende boek van uitvoerige beschrijvingen werden voorzien. Audubon tekende zijn vogels niet alleen, hij gaf er in begeleidende boeken ook een zo wetenschappelijk mogelijke beschrijving van. Hij mat de beesten op, toonde hun skeletten of ingewanden, en ging in op hun broed- en trekgedrag.
Wat Audubon wilde maken, was het definitieve boek, het boek der boeken over de vogels van zijn land. Een boek zoals het nog nooit was gemaakt en zoals het misschien ook wel nooit meer gemaakt zou worden. Groter en vollediger dan alles wat tot dan toe bestond.
Waar zou zo’n boek beter op zijn plaats zijn dan bij de man die de grootste elektriseermachine ter wereld had laten maken?

Over de manier waarop in Haarlem uiteindelijk de koop werd gesloten, weten we gelukkig wat meer.
Uit het voortreffelijke archief van Teyler weten we dat Van Marum in augustus 1833 bij Audubons zoon Victor het eerste deel van The Birds of America kocht, voor 480 gulden, en dat hij toen meteen ook intekende op de hele reeks.
Wie was deze Victor? Daar weten we gelukkig ook vrij veel van, dank zij de uitvoerige brieven en dagboeken die er van Audubon bewaard zijn gebleven.
Hij werd geboren op 12 juni 1809, als oudste zoon van John James Audubon en zijn vrouw Lucy, en al toen hij een kind was dacht Audubon, als zoveel vaders, erover hem in zijn voetsporen te laten treden. Hij gaf hem schilderles en voerde hem in in de wereld van het drukken en uitgeven.
Audubon wist dat hij een onderneming startte die pas na vele jaren winst zou kunnen maken, maar, schreef hij meer dan eens naar huis, zijn zoons – Victor kreeg nog een broer, John Woodhouse Audubon – zouden daar later de vruchten van plukken.
Audubon was duidelijk een lange termijn denker, wat misschien wel kenmerkend is voor mensen met kinderen.
Het is dan ook geen toeval dat Audubon hem voor de missie van 1833 naar het Europese continent vroeg. Hij verzekert zijn vrouw Lucy ook later nog dat zijn zoon Victor later in zijn zaak een belangrijke eigen inbreng zal krijgen. Als zij op een gegeven moment klaagt dat haar zoon toch zeker niet zoiets ordinairs als een handsreiziger is, antwoordt Audubon geruststellend dat Victor niet zomaar inschrijvingen moest verzamelen, nee, hij kreeg de supervisie over de hele onderneming krijgt, zodat hij zelf wat meer tijd krijgt om zich in Engeland te ‘settelen’ zoals hij dat noemt.

Hier ziet waar het uiteindelijk op uitgelopen is. De aankoopnota van het boek.
Daarna heeft Audubon zich vanuit Engeland ook nog een paar keer zelf tot Martinus van Marum gericht.
In het archief bevinden zich nog drie brieven, waarvan er nu één of twee op de tentoonstelling zijn te zien.
Ik moet zeggen dat deze laatste brieven, toen ik ze plotseling in het archief vond, mij aanvankelijk een kleine sensatie bezorgden. De handtekening van de grote Audubon in een blauw kartonnen map in een archief in Haarlem.
Maar toen ik ze las, vielen ze me eerlijk gezegd wat tegen. In zijn lange leven heeft Audubon vele honderden brieven geschreven, er zijn hele boeken mee gevuld, en vaak gaat het dan om prachtige, vaak zeer emotionele teksten.
Wat zou zo’n groot brievenschrijver niet aan de grote Van Marum kunnen vertellen?
Helaas, hij deed het niet. Het zijn gewoon echte zakenbrieven. Formeel tot de laatste zin.
In 1836, Van Marum is dan 86 jaar, schrijft Audubon in zijn beste Engels een brief naar Haarlem waarin hij vraagt waar het geld blijft voor het derde deel, dat inmiddels in Haarlem moet zijn aangekomen.
Daarna schreef Audubon nog een brief, waarin hij droogjes meldt dat het geld inmiddels binnen is.
Tot slot is er nog een brief in het Frans, aangekomen, uit 1838, waarin Audubon zegt dat er weer een deel onderweg naar Nederland is. Met de stoomboot.
Hij weet dan al dat Van Marum een jaar tevoren is overleden.
Maar ook dan is het treffend dat hij zelf in zijn laatste brief met geen woord ingaat op de man die niet alleen een begrip was geworden in heel Europa, maar die ook altijd trouw al zijn prenten had afgenomen, en betaald.
Het minste wat hij toch had kunnen doen was een klein, plichtmatig rouwbeklag met de grondlegger van Teylers Museum.

Toen ik dit van de week tegen een collega vertelde, veronderstelde zij dat dit misschien ook wel typerend is voor heel grote mensen. Ze hebben een open oog voor iedereen die onder hen staat, kijk hoe Audubon zich steeds weer bezorgd tot zijn vrouw en zijn beide zoons wendt, maar tegenover hun gelijken kunnen ze geen houding vinden. Hun ego, hun eigendunk zit hun daarbij in de weg.
Ik geef u deze verklaring graag voor wat hij waard is, maar weet wel dat voor mij deze beide mannen, de bedenker van de reuze elektriseermachine én de bedenker van de zogeheten Dubbele Olifant editie van de Amerikaanse vogels, ik weet deze beide mannen voor mij enorme giganten zijn geweest, aan wie wij vandaag deze mooie tentoonstelling hebben te danken.

Het boek Vogels van Formaat is nog altijd verkrijgbaar bij de Museumwinkel van het Teylers Museum en de Amsterdamse boekwinkel Nijhoff & Lee. Een video van Reinjan Mulder over J.J. Audubon is te zien op YouTube.

2 Reacties

  1. Bestaat dit buitengewoon interessante artikel ook in het Engels?
    Mag ik het in mijn website gebruiken bij Audubon?

  2. Beste Gies Pluim,

    Nee, een Engelse versie is er helaas nog niet. U kunt het stuk direct gebruiken op uw eigen website, indien mijn naam maar vermeldt en indien u ook doorverwijst naar mijn site.
    Met vriendelijke groet,
    Reinjan Mulder

Geef een reactie