Jeroen Brouwers is een slechte polemist – Misplaatste aanval op de ‘Parool-school in de kritiek’

C.J. Aarts – Amsterdamse Schotschriften nr. 5. Met daarin opgenomen de tijdschriftbespreking van Tirade nummer 250 in NRC.

Door Reinjan Mulder
Bespreking van: Tirade, nummer 250, Uitg. G. A. van Oorschot, prijs f 14,90.
Een goede polemist is te herkennen aan zijn slachtoffers. Een goede polemist kiest machtige en populaire tegenstanders. Hij valt zelfingenomen praatjesmakers aan, verzet zich tegen de heersende mening en signaleert gevaarlijke ontwikkelingen.
Jeroen Brouwers is een slechte polemist. Het laatste nummer van Tirade heeft hij in zijn eentje gevuld met een lange jammerklacht tegen de ‘verloedering van de literaire kritiek in Nederland’ en tegen de infantilisering van onze literatuur. Het is een 93 bladzijden dik manifest voor ‘een nieuwe mentaliteit’ geworden. Brouwers wil daarin redden wat er nog  te redden is, hij wil opnieuw beginnen met volwassenheid, met durf, met de moed van een kamikazepiloot: ‘Schoonheid wil ik, vooral geestelijke schoonheid, schoonheid van denken, schoonheid van mentaliteit’.
Tja, wie zou dat niet willen?
Brouwers is een slechte polemist omdat hij critici aanvalt die als criticus door niemand serieus worden genomen. Hij windt zich op over boeken die over het algemeen slecht besproken zijn, en hij richt zich tegen een krant die in hoog tempo lezers verliest en tegen een uitgever die ternauwernood het hoofd boven water kan houden. Het zwakke valt hij aan met het geweld van een neushoorn en het sterke en populaire prijst hij.
Wie zijn de verloederde critici over wie Jeroen Brouwers schrijft? De belangrijkste is Guus Luijters, aan hem is meer dan de helft van de tirade gewijd.
Nu heeft Luijters vroeger inderdaad in Het Parool recensies geschreven en half Nederland heeft daarover inmiddels al zijn mening gegeven. Guus Luijters is dan ook een paar jaar geleden met recenseren gestopt en columnist geworden, tegenwoordig is hij redacteur van het verderfelijke plaatjesblad Panorama en daarmee is hij wel de laatste om hoofdpersoon te zijn van een boekwerk over de kritiek.
Een ander doelwit is Henk Spaan, ook iemand die ooit enkele recensies heeft geschreven totdat hij, of zijn krant, doorhad dat zijn talent ergens anders lag. Brouwers ziet hem echter aan voor een ‘literair criticus’, en dat is dom.
Blijft over Wim Sanders, de enige die inderdaad recensenten-allures heeft. Maar Sanders krijgt direct alle boeken van de firma Loeb thuis en schrijft daar lovende kritieken over, met het gevolg dat niemand hem nog au sérieux neemt. Sanders is een wel al te makkelijk slachtoffer.
De boeken waar Jeroen Brouwers zich nu in Tirade over opwindt, lijden al evenmin aan overmatig succes. Gezelligheid troef van Peter Andriesse bijvoorbeeld is destijds door de kritiek zo hartgrondig afgekraakt dat Andriesse nog maanden later klagend door de stad ging omdat niemand meer een boek van hem wilde uitgeven.
Ook de boeken van Guus Luijters zijn de laatste jaren niet erg door de kritiek omhoog geprezen. Wel werd De Duinroos, het debuut van Olof Baltus dat Brouwers nu aanvalt, door Vrij Nederland belangrijk genoeg gevonden om er bijna een hele pagina aan te besteden, maar die hele pagina werd nu juist gevuld met het gejammer van deze zelfde… Jeroen Brouwers.
Jeroen Brouwers is ook slecht geïnformeerd. Zo is hij blij dat hij in Het Parool niet ook het vierde gezicht van Guus Luijters te zien krijgt, en weet kennelijk niet dat dat vierde gezicht er tussen 1973 en 1975 al tientallen keren in gestaan heeft. Verder laat hij een van de belangrijkste factoren die hebben bijgedragen tot de huidige literatuurrubriek van Het Parool, het Haagse tijdschrift Horus, onvermeld.
Het ergste van alles is echter dat Jeroen Brouwers slijmt. In Nederland zijn misschien honderd mensen die echt invloed hebben op wat er wordt gelezen en geschreven. Van al deze mandarijnen noemt hij niemand. Alleen in de eerste paragraaf van zijn manifest, maar daar roept hij juist hun steun in bij zijn kruistocht. Iedereen die in Nederland wat te vertellen heeft, wordt daar gepaaid. ‘Meneer Hofland’ moet hem helpen, Willem Jan Otten, Bijkaart, Piet Grijs, Kees Fens, Renate Rubinstein, Doeschka Meijsing, Maarten ’t Hart, Karel van het Reve, Hans Bakx, Komrij, Goedegebuure, Aad Nuis, Wam de Moor, Tom van Deel, Carel Peeters, Jan Blokker, Anton Constandse, Rudy Kousbroek, etc. etc.
Hoewel deze aflevering van Tirade niet veel nieuws te bieden heeft, raad ik iedereen wel aan om er kennis van te nemen. Jeroen Brouwers weet hoe hij zijn achterhaalde boodschap moet brengen. Dit 250e nummer is beslist het beste dat sinds nummer 200 is verschenen.
REINJAN MULDER

Verscheen eerder in de tijdschriftenrubriek van NRC Handelsblad op 23 november 1979.

Geef een reactie