Gimmick! de dubbele bodems in Zwagerman’s beste – Bij de dood van Joost Zwagerman (1963-2015)

GimmickfotoDoor Reinjan Mulder
UPDATE – Op 12 mei 1989 verscheen in NRC Handelsblad onder de kop ‘De cultuurkritiek van Joost Zwagerman – Kruideniers regeren de wereld’ een grote recensie van Joost Zwagerman’s ‘Gimmick!’ die hem tot een van de bekendste auteurs uit de late twintigste eeuw zou maken.
Laat ik beginnen met de – licht geredigeerde – tekst:

‘Zo zie je maar weer, als je goed om je heen kijkt vind je altijd wel iets dat niet deugt.’ Dat zegt Walter Raam, de hoofdpersoon uit ‘Gimmick!’, de tweede roman van Joost Zwagerman tegen zichzelf, wanneer hij één etmaal op bezoek is bij een vroeger vriendinnetje dat aan de academie van Florence kunst en restauratie studeert.
Je kunt niet zeggen dat de bedenker van dit zinnetje elke zelfkennis ontbeert. Raam, een 24-jarige kunstschilder die voor zijn leeftijd opmerkelijk veel succes heeft bij collega’s en galeriehouders, heeft inderdaad een groot talent om op alles in zijn nabijheid iets aan te merken.
Een paar voorbeelden uit het gedeelte dat over Florence gaat. Het meisje probeert Raams korte verblijf in Italië zo aangenaam mogelijk te maken. Ze haalt hem stipt op tijd af van het station, ze vertelt over zichzelf en de stad, stelt hem voor aan twee meisjes met wie ze een prachtige woning deelt, ze kookt voor hem, geeft hem een eigen kamer, neemt hem mee naar een goede film en stelt hem, de jonge, veelbelovende schilder, in de gelegenheid om uitgebreid de Florentijnse musea en tentoonstellingen te bekijken.
Maar in de ogen van Walter Raam kan ze geen goed meer doen. Al bij het station constateert hij dat zij, zijn eerste liefde, ‘er niet uitziet’, als een secretaresse, met een coupe soleil en een ‘neo-tuttige’ broek. Ze is, denkt Raam, het type geworden dat mannen boven de dertig aantrekkelijk vinden. In de taxi naar haar huis zit ze ‘aan één stuk door te ratelen en te kleppen’. Ze wil niet ingaan op Raams eerste onomwonden vraag: of Italianen inderdaad ‘anders, gevarieerder, beter, heter neuken dan de Nederlanders’. Hoewel ze zonder veel succes probeert ‘de van Nederland ontwortelde regazza uit te hangen’, houdt Raam haar voor dat ze elke maand van haar vader een paar duizend gulden toelage krijgt. Ze wil tegenover de

Twee streepjes in de kantlijn: citeren?

Twee streepjes in de kantlijn: citeren?

gedreven cocaïnesnuiver die Walter Raam is, niets van drugs weten. De huisgenoten worden bij binnenkomst meteen getypeerd als een ‘oerlelijke Italiaanse’ en een ‘koele diva met kapsones’ die geen van beiden tijdens het eten dronken willen worden. In de logeerkamer is het ‘niet te kort zo koud’. De film met een schreeuwende Dustin Hoffman ‘die er door schmink en haarspray uitziet als een vent van zestig’ is ‘uitermate kut’, de nasynchronisatie ‘echt niet om aan te horen’, en de tentoonstellingen van hedendaagse kunst zijn ‘om je te bescheuren zo miezerig’ en natuurlijk ook ‘niet om aan te zien’.
Ik geef deze negatieve kwalificaties van het beklagenswaardige meisje zo uitgebreid weer omdat ze karakteristiek zijn voor ‘Gimmick!’. In de eerste plaats geven ze veel thema’s en onderwerpen aan die voor het verdere verloop van het verhaal van belang zijn. Het gaat op de 235 bladzijden die het boek telt veel over drugs, seks en kunst. In die volgorde. De roman geeft gedetailleerde beschrijvingen van het leggen van een cocaïnelijntje, het bezoek aan de coke-dealer wordt behandeld, de nieuwe mode van ecstasy wordt genoemd en verder is er dan nog de pep, valium en, als jeugdsentiment, de hasj. Daarnaast krijgen de verschillende seksuele technieken (homo en hetero, gekleed en ongekleed, betaald en onbetaald) minder, maar toch ook nog veel aandacht. En wordt de schilderkunst eigenlijk nauwelijks beschreven. We lezen weinig over het werk dat de kunstenaars uit het boek maken – en over hun techniek lezen we al helemaal niets.
Belangrijker dan de thema’s die worden beschreven is misschien wel dat de hierboven genoemde kwalificaties van de Florentijnse kunststudente een goede indruk geven van de toon die karakteristiek is voor ‘Gimmick!’. Die toon, dat zal inmiddels duidelijk zijn, is ronduit brutaal. De lezer, althans de wat oudere lezer, kan zich op elke bladzijde verbazen over de rechtstreekse, zeg maar puberale, beschrijvingen van de verschillende personages die in het boek voorkomen. Mensen die zich behoorlijk kleden, zien er, zoals hierboven te lezen was, ‘niet uit’ of ze zijn ‘neo-tuttig’. Van iemand die praat wordt gezegd dat hij ‘de ander de oren van zijn kop lult’. En wie zich ergens druk over maakt, is ‘gestrest’, ‘gefreakt’, ‘gefokt’, ‘opgefokt’ of ‘gaat uit zijn bol’.
En dan druk ik me nog voorzichtig uit. In de woorden van Walter Raam is eigenlijk bijna alles, kortweg: ‘kut’.
Het platte karakter dat op deze manier ontstaat, wordt echter tegelijkertijd nog versterkt doordat de verschillende mededelingen met een weinig subtiele retoriek aan elkaar worden geknoopt. Zonder veel reden worden soms de woorden ‘want’, ‘dus’ en ‘natuurlijk’ over de bladzijden uitgestrooid. En wanneer iets niet duidelijk zou kunnen zijn, wordt met de – in feite overbodige – woorden ‘ik bedoel’ een nadere toelichting ingeleid.
Een dergelijke, directe en clichématige taal brengt altijd het risico met zich mee dat het lezen ervan na een tijdje wat vermoeiend begint te worden. Meestal is enige afwisseling in een boek welkom.
Maar in dit geval gebeurde bij mij het omgekeerde. Vond ik, aangemoedigd dan wel misleid door de ronkende flaptekst en de provocerende reclame campagne (Geld! Seks! Drugs!), ‘Gimmick!’ aanvankelijk nogal aan de platte kant, vol stoerdoenerig super-proza, na verloop van tijd betrapte ik me erop dat ik het negatieve, schofferende gedrens van de hoofdpersoon steeds meer ging waarderen. Dat gebeurde met name toen de vele stijlbloempjes elkaar zo snel begonnen op te volgen dat ik begreep dat Zwagerman ze wel opzettelijk erin moest hebben gezet. Kennelijk heeft hij met Raam een ongepolijst en simpel karakter willen neerzetten, een karakter dat niet genoeg botte taal kan uitslaan.
Toen ik die opzet, die je als ironie zou kunnen aanduiden, eenmaal doorzag, gebeurde er iets vreemds. Het verhaal veranderde van een tamelijk aanstellerige macho-roman over een succesvolle jongeman op zoek naar lekkere meiden opeens in iets tragikomisch. ‘Gimmick!’ werd van het ene moment op het andere een roman over, zeg maar, de ontworteling van de jonge Raam, het verval der tijden, het noodlot van de kunstenaar in de jaren tachtig, het gebrek aan inhoud in de hedendaagse beelden kunst.
Het boek veranderde, kortom, in niets minder dan een cultuurkritiek. Ik zag steeds beter hoe tussen de regels door, commentaar wordt geleverd op de kunstenaars met wie de hoofdpersoon zijn dagen slijt. Geleidelijk aan ontstond er zo onder de aanvankelijk nogal overheersende marsmuziek van de soldaat Raam, een tweede, machteloze tegenmelodie. Een melodie van diepe treurnis over een wereld die veel moois zou moeten bevatten, maar die, schilders of  geen schilders, zijn eigen gang wel zal gaan, geregeerd door de spreekwoordelijke kruideniers, in de vorm van kunstverkopers die van inhoud geen weet meer hebben en alleen maar uit zijn op succes.
Zoals een collega-schilder van Raam het uitdrukt: ‘Kunst is een kwestie van timing, marketing en conceptual stategy.’

Toen ik ‘Gimmick!’ eenmaal op deze manier verder las, zag ik ook de verwantschap met en ander Nederlands boek dat onlangs is verschenen. Een paar maanden  geleden bracht Herman Koch in zijn roman ‘Help ons, Maria Montanelli’, de hopeloze houding van een middelbare scholier in de jaren tachtig onder woorden. In een faai volgehouden idioom vol clichés en grollen, afkomstig van iemand die probeert aan de wereld van de volwassenen te ontkomen.
Op dezelfde manier verwoordt Joost Zwagerman hier het verzet van iemand die met enige fantasie een broer zou kunnen zijn van de jongen uit het boek van Koch. Een paar jaar ouder, en honderd kilometer noordelijker geboren, maar met dezelfde in wezen goedwillende ouders, welvarend, ontwikkeld, en bang om niet genoeg met hun tijd mee te gaan. Hun zoons mogen bijna alles, en dat leidt bij hen op dezelfde manier tot angsten en tot die grote, grimmige weerbarstigheid.
Die zoons hebben in ieder geval het geluk dat ze voor die weerbarstigheid nu, dank zij hun scheppers Koch en Zwagerman, hun eigen, onafwendbare stijl hebben gevonden.
REINJAN MULDER

Zoals gezegd, het was een tekst die niet zonder gevolgen zou blijven. Het interessant zijn om Joost Zwagerman’s ‘Gimmick!’ en zijn recensies te vergelijken met de ontvangst van Nina Weijers’ recente roman ‘De Consequenties’. Ook dat is een boek waarin de modernste stromingen in de beeldende kunst kritisch worden bevraagd. En ook dat is een roman die insloeg als de spreekwoordelijke bom. Maar de toon daarvan is – 25 jaar na Gimmick! – zo anders…
Een paar jaar na mijn recensie in NRC Handelsblad woonde ik een optreden van Joost Zwagerman bij waarin hij vertelde dat mijn stuk hem destijds erg verrast had. Hij had gedacht dat een ‘nette krant’ als NRC Handelsblad wel helemaal niets zou zien in een boek dat zo vol seks, drugs en drank zat als het zijne, maar tot zijn verbazing was de recensie juist daar erg positief.
Kennelijk was de NRC de NRC niet meer.
En dat miste zijn effect niet. Opeens wilde iedereen Joost Zwagerman in zijn of haar programma hebben en was het succes van Gimmick! niet meer stuk te krijgen. 

Nu ik na Zwagerman’s voortijdige dood de oude recensie uit NRC Handelsblad met het nodige speurwerk heb teruggevonden en ik hem teruglees, vind ik er nog steeds weinig in om me voor te schamen. Na een kwart eeuw is het nog steeds mooi om te zien hoe ik tot over de helft van het stuk droogkomisch de rol van keurige, analyserende NRC-recensent speel, die mensen als Zwagerman in die tijd kennelijk van mij verwachtten – om dan halverwege mijn masker af te gooien en te zeggen dat ‘Gimmick!’ ondanks alle stoerdoenerij een knap en kritisch boek is over de huidige tijd, en ook waarom.
Tegelijk zie ik hoe handig ik destijds met al mijn citaten in het begin van de recensie de lezer vast een beetje opgeilde. Tegenwoordig moeten boekrecensies altijd kort zijn, uit angst dat de lezer halverwege afhaakt, maar in de jaren tachtig was het nog gebruik om recensies liever zo aantrekkelijk mogelijk te maken in plaats van zo kort mogelijk, zodat de lezer wel gedwongen werd om door te lezen tot het eind. Ik kan me nog steeds niet goed voorstellen dat iemand zou stoppen met het lezen van zo’n stuk als het mijne, wanneer hij eenmaal zo’n vrolijk en brutaal tuiltje straattaal als uit Zwagerman’s boek heeft voorgeschoteld gekregen.
Bovendien hadden we in 1989 nog niet de goede gewoonte om bij belangrijke recensies een kort fragment af te drukken, een zogeheten ‘stijlplakje’. Maar zoveel citaten konden dat gebrek aardig compenseren. Door uitvoerig uit de roman te citeren kon ik vrij goed aangeven wat voor stijl je verwachten mocht als je het boek van Zwagerman in de winkel zou kopen. Ik denk niet dat ik de lezer daarin teleurgesteld heb.    

Jammer genoeg vond ik de romans die op ‘Gimmick!’ zouden volgen weer wat minder van kwaliteit dan deze glinsterende parel. Met ‘Vals Licht’, waarover ik vanwege zijn AKO-nominatie later nog iets schreef, en ‘De Buitenvrouw’ zakte Joost Zwagerman in mijn ogen af tot een braaf soort realisme, waar ik minder opgewonden van werd.
Zijn laatste roman (of romans?) heb ik ook niet meer gelezen. Na twee mindere boeken had ik het wel een beetje gehad met de richting die hij was ingeslagen, en las ik – met toenemende waardering – alleen nog sommige van zijn meer recente, grote stukken over beeldende kunst in de Volkskrant. Waarmee Zwagerman tot mijn genoegen via een lange omweg toch weer terugkwam bij wat hij naar mijn idee met‘Gimmick!’ had proberen te doen: een mooi en bevlogen pleidooi houden voor kunst die inhoud heeft, die wat te zeggen heeft.
Kunst, die zich nog altijd maar met moeite weet te onttrekken aan de snelle verkooppraatjes van critici en galeriehouders. Wat dat betreft is Gimmick! – kijk naar Nina Weijers’ De consequenties – nog altijd een actueel boek.

Lees voor de bizarre zoektocht naar de Gimmick!-recensie hier boven het stuk Hoe de Oba Oba Light werd.  

 

2 Reacties

  1. Piet van Genugten

    Goede recensie.
    Twee opmerkingen over spelling: clichés en Zwagermans ( genitief)

  2. @ Piet van Genugten. Dank u. Maar bij persoonsnamen houd ik toch maar liever de apostrof aan, omdat ik denk dan makkelijker in de zoekmachines gevonden te worden.

Geef een reactie