Bij de dood van de Colombiaanse schrijver Alvaro Mutis (1923-2013): De marsgast is niet meer

Door Reinjan Mulder
MutisOp de zeilschepen die in vroeger eeuwen de zeven zeeën bevoeren, was het gebruik dat één matroos de functie van marsgast kreeg. Zijn taak was het om hoog op een platform rond de mast de wacht te houden en te waarschuwen als er onheil naderde. In de tijd dat er nog geen radio of radar was, was de marsgast het oog van het schip. Hij zag meer dan alle anderen aan boord.
In de trilogie van de gisteren overleden Alvaro Mutis De boeken van de onstuimige Zuidenwind komt ook een marsgast voor. Maar hij is een marsgast in figuurlijke zin. Zijn naam is Maqroll el Gaviero (het Spaanse woord voor marsgast). Hij is een wat oudere man met een verleden op zee die op verschillende plaatsen in Latijns Amerika neerstrijkt en terugkijkt op zijn leven. Steeds weer raakt hij echter betrokken bij onduidelijke en half illegale karweitjes.
In De sneeuw van de admiraal, het eerste en wat mij betreft mooiste deel van de trilogie, is Maqroll een handelaar die met een buidel vol geleend geld op een krakkemikkig bootje een rivier op vaart. Het grootste deel van het verhaal is geschreven als dagboek. Diep in het binnenland wil Maqroll bij een mysterieuze zagerij drijfhout kopen, dat hij aan de kust met veel winst zou kunnen doorverkopen. De onderneming loopt echter op een fiasco uit. In plaats van door te dringen in het oerwoud dringt Maqroll door in het raadsel van het oerwoud en daarmee ook in het raadsel van zijn leven. Het is een verhaal vol heimwee en berusting dat eindigt met een paar losse fragmenten waaruit je kunt afleiden hoe het de marsgast verder is vergaan.
In het tweede deel van de trilogie is Maqroll enkele jaren ouder. Hij is gestrand in een haven in Midden-Amerika, en houdt zich in leven met de verkoop van gestolen spullen. Als hij op het punt staat gearresteerd te worden, komt hij een oude vriendin tegen die hem overhaalt een bordeel met nep-stewardessen te gaan runnen. Luchtreizigers wier fantasie in het vliegtuig te veel geprikkeld is, kunnen daar hun dromen werkelijkheid zien worden.
In het laatste deel van de trilogie, Een mooie dood, raakt Maqroll tegen zijn zin betrokken bij een machtsstrijd tussen een groep guerilla’s en het leger. Hij is verzeild geraakt in een bergdorp waar hij zich zonder veel nadenken heeft belast met het transport van kisten met spoorwegonderdelen. De kisten moeten met muilezels hoog in de bergen worden gebracht. Al gauw wordt duidelijk dat er echter geen spoorwegonderdelen in zitten, maar wapens en springstoffen. Maqroll zit weer eens in de val. Het leger zal hem als een handlanger van de guerillabeweging zien, voor de guerilla’s is hij een gevaarlijke getuige geworden.
Wanneer je dit leest, vraag je je af waar de man zijn naam van marsgast aan te danken heeft. Maqroll weet weliswaar steeds op het nippertje aan de dood te ontkomen, maar hij is allesbehalve het toonbeeld van de man die meer ziet dan de rest.
‘Maqroll is een personage dat voortkomt uit mijn poëzie,’ vertelde Alvaro Mutis mij toen ik hem in 1991 in het Franse havenstadje Saint Malo met mijn probleem confronteerde. De marsgast uit de trilogie verwijst inderdaad naar de matroos die meer ziet dan de andere bemanningsleden, maar de oorspronkelijke Maqroll de Gaviero was een heel ander iemand dan de man in het boek. De naam Maqroll kwam vooor het eerst voor in een lang gedicht dat Mutis in 1946 schreef: Het gebed van Maqroll de Gaviero.
Mutis: ‘Het gebed was het derde gedicht dat ik ooit schreef. Ik was toen 23 jaar. Ik was nogal zwaarmoedig en ik wilde een gedicht schrijven over iemand die verbitterd is door het leven, maar ik had me gerealiseerd dat ik eigenlijk geen reden had om zo verbitterd te zijn. Ik creëerde daarom een alter ego, die dat wel kon, iemand die veel meer had meegemaakt dan ik. Maqroll was een wat oudere man die veel treurige ervaringen achter de rug had. Hij mocht met recht bitter zijn.’

De figuur van de marsgast Maqroll zou Alvaro Mutis zijn leven lang blijven vergezellen. Toen in 1973 in Barcelona een bloemlezing van zijn poëzie verscheen, kreeg deze de titel Summa de Maqroll el GavieroPoesia 1948-1970 (Uitg. Barral) en nu Mutis sinds kort op het schrijven van romans is overgegaan, kwam ook daar als vanzelf een Maqroll de Gaviero in voor.
Mutis gaf tegenover mij toe dat zijn personage in de loop van de jaren een beetje van karakter was veranderd. Hij was aanmerkelijk minder pessimistisch dan vroeger, in de poëzie.
Maar gat gebleven was, was zijn beschouwelijke kijk op het leven. Mutis wees erop dat zijn proza direct in het verlengde lag van zijn poëzie. ‘In mijn romans gaat het niet om de anekdotes. Net als in mijn gedichten gaat het om een bittere, pessimistische visie op het menselijk lot. In De Sneeuw van de admiraal zegt Maqroll dat het zinloos is om iets te doen, maar dat je toch iets moet doen.’
Het personage dat Mutis zelf het meest bewonderde was Ilona, de vrouw met wie Maqroll in Panama het bordeel begint. ‘Haar mag ik zeer,’ zei hij. ‘Zij is erg onafhankelijk. Ze heeft nu eens een verhouding gehad met de Libanese vriend van Maqroll en dan weer met Maqroll. Veel mensen begrijpen dat niet. Ze vragen zich af waarom Magroll niet jaloers is. Haar levenshouding is dat niets belangrijk is en dat tegelijkertijd alles belangrijk is. Zij vindt dat ze steeds iets anders kan beslissen maar ze wil zich wel volledig aan elke beslissing overgeven.’
Over Alvaro Mutis was lang bijna niets bekend. Toen uitgeverij Prometheus zijn schitterende  novelle De laatste reis van Tramp Steamer uitbracht, schreef Barber van de Pol in NRC Handelsblad wanhopig dat hij in geen enkele literatuurgeschiedenis of encyclopedie voorkwam. In 1989 had hij in Parijs de Prix Medicis voor buitenlandse literatuur gewonnen, maar ik herinner me dat zijn naam toen volledig uit het niets opdook. Het enige wat bekend was, was dat hij goed bevriend was met Gabriel Garcia Márquez. De grote Colombiaan die nu ook meteen een mooie necrologie over hem schreef, had een roman aan Mutis opgedragen en hij had hem zelfs al ‘een van de grootste schrijvers van onze tijd’ genoemd.
Toen ik hem daar in 1991 in St. Malo naar vroeg, ging Mutis met kennelijk genoegen op zijn achtergronden in. Hij werd in 1923 in de Colombiaanse hoofdstad Bogotá geboren, maar net als sommige andere schrijvers op zijn continent (Vargas Llosa) ziet hij zichzelf niet als een typisch Latijnsamerikaanse schrijver. ‘Mijn grote voorbeelden zijn Baudelaire, Montaigne, Rimbaud, Proust en Céline.’ Ook enkele Engelstalige schrijvers van zeemansverhalen zoals Joseph Conrad en Stevenson bewondert hij. Als ik hem zeg dat ik bij het lezen van zijn werk nogal eens aan Joseph Conrad en met name aan zijn Heart of Darkness moest denken, merk ik dat de vraag hem vaker is gesteld. Mutis ontkent echter direct beïnvloed te zijn. ‘Ik schaam me niet voor beïnvloeding, maar het is nu eenmaal niet zo. Ik ben eerst gaan reizen en dichten, en pas daarna ben ik Conrad gaan lezen.’
Al aan het begin van ons gesprek merkte ik al dat Mutis niet helemaal onbekend is met het Nederlands. Toen ik hem de vertaling van De laatste reis van de Tramp Steamer liet zien, begon hij me meteen uit te leggen dat de titel verkeerd was: ‘Het had moeten zijn De laatste etappe. In het Spaans staat: La ultima escala. Het gaat er in het boek juist om dat de boot op zijn laatste etappe vergaat. De laatste reis is iets wat aanzienlijk langer duurt.’
Ook uit de trilogie is af te leiden dat Mutis iets van Nederlands en Vlaams moet weten. In het laatste deel beschrijft hij een Belg die ‘een vreemd Vlaams accent’ spreekt. Zo gebruikt hij af en toe termen die eerder in Nederland dan in België gangbaar zijn.
Mutis begint trots te lachen wanneer ik naar zijn kennis van het Vlaams informeer. Hij vertelt dat België altijd een belangrijke plaats in zijn leven heeft ingenomen. Hij mag dan geboren zijn in Colombia, zijn tweede vaderland is België. In 1925, toen Alvaro twee was, verhuisde het gezin Mutis naar België, waar de vader eerste secretaris kon worden op de Colombiaanse ambassade. Mutis raakte zo van jongs af aan vertrouwd met het Nederlands en het Frans. ‘Mijn vader sprak perfect Frans, hij las uitsluitend Franse literatuur.’ Alvaro Mutis spreekt nog altijd goed Frans. Tot zijn elfde jaar ging hij naar school in Brussel, waar hij zijn Belgisch accent opdeed. ‘Ik heb daar later nog veel last van gehad. Ik heb twee jaar in Parijs gewoond, waar ik vaak werd uitgelachen vanwege mijn vreemde uitspraak.’
Zijn jaren in België zouden altijd belangrijk voor hem blijven. Niet alleen leerde hij hier de Europese cultuur kennen. Ook in zijn werk zou België steeds opduiken. Vooral de stad Antwerpen wordt nogal eens genoemd als de stads waar het ware leven zich afspeelt. Belangrijke ontmoetingen vinden hier plaats. In Antwerpen kunnen levens een nieuwe wending krijgen.
Naast België hield echter ook Colombia een plaats in zijn hart. Tijdens zijn verblijf in Europa ging Mutis elke zomervakantie twee maanden terug naar de hacienda van zijn familie en daar, op de door zijn grootvader gestichte koffie- en suikerplantages, beleefde hij het aards paradijs. In De boeken van de onstuimige zuidenwind vind je nog af en toe kleine verwijzigen naar deze jaren. Als Maqroll bij een hacienda in het binnenland aankomt, schrijft Mutis, met een voor hem ongebruikelijke overgave: ‘Aan alle kanten omringd door koffievelden, die met een bijna Versaillesachtige ordening waren aangelegd, voelde Maqroll zich overweldigd door een geluk zonder schaduwen en grenzen; hetzelfde als dat wat had overheerst in zijn jeugd. Hij liep langzaam om nog intenser te kunnen genieten van die ongeschonden, pure, wezenlijke terugkeer van wat zijn enige, onmiskenbare geluk op aarde was geweest.’
In 1933 kwam aan de idylle plotseling een einde. De vader van Mutis overleed. Het gezin moest terug naar Colombia. In één klap verloor Mutis twee paradijzen. De sporen van dit verlies zijn terug te vinden in zijn poëzie: ‘Alle poëzie die ik heb geschreven is gericht geweest op het terughalen van deze ene periode in mijn jeugd. Het is droevige poëzie vol heimwee, waarin ik het leven in België en Colombia probeer te reconstrueren.’
Veertig jaar lang had Mutis niets anders dan poëzie geschreven. In 1946 schreef hij zijn eerste gedichten. Zijn eerste dichtbundel die ook al de Summa de Maqroll heette, verscheen in 1956. Pas halverwege de jaren tachtig besloot Mutis de ideeën die hij had in de vorm van een roman uit te werken. In 1986 verscheen De Sneeuw van de admiraal dat nu het eerste deel van de trilogie is. ‘Eerlijk gezegd dacht ik dat het mijn enige boek zou blijven.’ Maar toen het af was had hij de smaak te pakken. ‘Ik realiseerde me dat ik meer te zeggen had dan wat in dit ene boek stond.’ Het boek werd opgedragen aan Ernesto Volkening (1908-1983) een Duitse schrijver die werd geboren in Antwerpen en die in 1935 naar Colombia vertrok. Mutis leerde hem in Bogotá kennen. Doordat ze beiden in België hadden gewoond onstond er al gauw een nauwe band. ‘Hij was mijn eerste criticus. Het was Volkening die mij in mijn eerste jaren als dichter richting gaf. Hij gaf me een basis.’
Een vak had Mutis nooit geleerd. ‘Ik was altijd een erg luie student.’ vertelde hij me. ‘Ik heb de middelbare school afgemaakt, maar daarna had ik het veel te druk met lezen en schrijven.’
Dat schrijven deed hij altijd uitsluitend voor zichzelf. ‘Ik heb tot voor kort nooit een cent verdiend met mijn werk. Dat heeft mij altijd een grote onafhankelijkheid gegeven. Ik heb nooit willen werken voor kranten. Mijn literaire roeping heb ik altijd gescheiden willen houden van mijn beroep.’ Mutis geeft toe dat het in zijn situatie ook niet zo moeilijk was om onafhankelijk te zijn. Hij komt uit een bemiddelde familie. ‘Mijn moeder wilde dat ik een baantje nam en een eigen inkomen had, maar ik wist natuurlijk dat ik, als het slechter ging, altijd kon terugvallen op het geld van mijn familie.’
De verschillende beroepen die Mutis had, zorgden voor het materiaal dat hij nu in zijn romans heeft verwerkt. Hij was enige tijd omroeper bij de Colombiaanse radio-omroep en later werkte hij als voorlichter van een grote oliemaatschappij. In die functie kon hij vaak mee varen op de boten van de maatschappijen en zo leerde hij de wereld van de koopvaardij kennen. In de reis over de rivier die hij beschrijft in het eerste deel van de trilogie is veel eigen ervaring verwerkt. ‘Voor Standard Oil heb ik indertijd veel op de Amazone gevaren.’ In Baton Rouge leerde hij de geheimen van de Mississippi kennen. ‘Een rivier met zoveel leven, een bron van zoveel energie… ik vergat meteen de triestheid van die plaats, en de schrik van de raffinaderij.’
Lang heeft Alvaro Mutis in ballingschap in Mexico geleefd. Een militaire coup dwong hem in 1956 Colombia te verlaten. De hacienda van zijn familie werd eerst door het leger onteigend, daarna door de guerilla’s en daarna weer door het leger: ‘Een ramp’. De ervaringen van een landeigenaar die beklemd raakt tussen het leger en de guerrillastrijders is terug te vinden in het laatste deel van de trilogie. Tijdens een actie van de opstandelingen wordt iedereen die op de paradijselijke hacienda woont, uitgemoord. Mutis neemt in het conflict dat hij beschrijft duidelijk het standpunt in van de buitenstaander. Er is een zinloze moordpartij aan de gang die niemand kan stoppen en de vraag wie van de partijen gelijk heeft kan al lang niet meer gesteld worden.
Hoe pijnlijk zijn verhuizing naar Mexico ook geweest moet zijn, voor zijn literaire werk was het een grote stap voorwaarts. Mexico was ook in de jaren vijftig al een van de belangrijkste intellectuele centra van het Zuidamerikaanse continent. Mutis werd liefdevol opgenomen in een literaire wereld die internationaal wat voorstelde en daaraan heeft hij nu uiteindelijk zijn doorbraak te danken. Hij raakte bevriend met schrijvers als Carlos Fuentes en Gabriel Garcia Márquez. Zijn eerste dichtbundel kwam uit. En de latere Nobelprijswinnaar Octavio Paz schreef een essay over zijn poezie.
Ook door zijn nieuwe baan leerde Mutis nu in enkele jaren tijd veel grote Zuidamerikaanse schrijvers zoals Pablo Neruda kennen. Hij kon vertegenwoordiger voor heel Latijns Amerika worden van de Amerikaanse filmmaatschappijen Colombia en Fox en kwam geregeld in alle grote steden. Als een televisiestation ergens op het grote continent een Amerikaanse film wilde uitzenden, ging dat altijd via hem.
Zijn beroep en zijn poëzie bleef hij scheiden. ‘Ik had een commerciële baan, gericht op het maken van winst.’ Tijdens zijn zakenbesprekingen werd hem wel eens gevraagd of hij soms familie van de dichter Mutis was wiens werk in de boekhandels lag, maar dat ontkende hij altijd met klem. ‘De wetenschap dat ik ook nog gedichten schreef kon mij in mijn functie alleen maar last bezorgen. Dichters zijn verdacht in de zakenwereld.’
Had hij er ook nooit over gedacht als schrijver aan films mee te werken? Mutis: ‘Ik heb veel respect voor Gabriel Garcia Márquez, maar ik zou nooit zoals hij toestemming geven een boek van mij te verfilmen. Ik twijfel of het mogelijk is een literaire werkelijkheid in film te adapteren. Literatuur is iets anders. Ik heb nog nooit een verfilming van een boek geslaagd gevonden. Dood in Venetië… verschrikkelijk. Film is een geheel andere taal.’
In de jaren zestig en zeventig was Mutis bijna altijd op reis, non stop het land door, maar zijn schrijven had daar niet onder te lijden. ‘Als je reist heb je veel tijd over. Het grootste deel van mijn werk bestond uit wachten, op vliegvelden, op stations. Of ik zat in het vliegtuig. Als je van Los Angelos naar Buenos Aires vliegt, ben je 17 uur onderweg. In die tijd kun je bijna een boek schrijven.’
In 1981 werd Alvaro Mutis gepensioneerd. Sindsdien kon hij weer terug naar zijn geboorteland en dat deed hij ook af en toe. Ook naar de hacienda uit zijn jeugdjaren was hij inmiddels een paar keer teruggeweest. ‘Het maakte me erg treurig. Het landgoed ligt tussen twee rivieren, maar het is nu in kleine stukken opgedeeld.’
De neiging ooit nog zijn aardse paradijs terug te vinden had Mutis opgegeven, zegt hij me in 1991. Ook het thema had hij verlaten. Als hij nu nog poëzie schreef, was het poëzie met historische thema’s. In 1991, tijdens onze ontmoeting, werkte Mutis aan een nieuwe roman over Maqroll, die in vier episoden in vier verschillende havens verblijft. De eerste stad is Saint Malo, daarna komen Marseille en Istanbul. Door zijn internationale succes is Mutis inmiddels in staat alle landen te bezoeken die hij wil. Elk jaar komt Mutis minstens één keer naar Europa. In oktober 1991 was hij een van de belangrijkste gasten op de Frankfurter Buchmesse.
Toen Mutis zijn literaire loopbaan begon, creëerde hij een personage dat wat meer had meegemaakt dan de schuchtere 23-jarige Colombiaan die hij op dat moment was. Toen ik hem daar in 1991 op wees, zei hij lachend: ‘Ik ben inmiddels ouder dan Maqroll de Gaviero ooit is geworden.’ Alvaro Mutisis, die de laatste jaren weer herhaaldelijk voor de Nobelprijs werd getipt, is 90 jaar geworden.

En interview van mij met Alvaro Mutis verscheen eerder in NRC Handelsblad van 20 september 1991. Alvaro Mutis’ trilogie De boeken van de onstuimige zuidenwind en De laatste reis van de Tramp Steamer werden vertaald door Mieke Westra en Mariolein Sabarte Belacortu.

 

 

Geef een reactie