De lekkende kraan fan it fertriet – in memoriam Tsjebbe Hettinga (1949-2013)

Door Reinjan Mulder

Tsjebbe Hettinga: Under seefugels / De kust, Frysk en Frij, 1992

Vandaag overleed in Leeuwarden de Friese dichter Tsjebbe Hettinga (64). Twintig jaar eerder zou iedereen – buiten Friesland – gezegd hebben: Tsjebbe wie? Maar sinds  de herfst van 1993 was Tsjebbe Hettinga, op 44-jarige leeftijd, al snel tot de top van de Nederlandse dichterswereld doorgedrongen. Voortaan kon er geen delegatie Nederlandse dichters meer naar een ver buitenland meer afreizen of Tsjebbe was er bij.
En terecht. Met zijn zangerige voordracht, altijd uit zijn hoofd, wist hij je onmiddellijk mee te slepen, ook als je vanwege het Fries waarin hij schreef soms maar half begreep waarover het ging.
Die snelle doorbraak in 1993 had alles te maken met de Frankfurter Buchmesse, waar Nederland toen themaland was, en waar op grond van het Nederlandse letterenbeleid ten minste één Friese dichter moest meedoen met de door Nederland in Frankfurt georganiseerde ‘Nacht van de Poëzie’. En dat werd op die gedenkwaardige avond in de monumentale Alte Oper, op advies van het Fries Letterkundig Museum, Tsjebbe Hettinga.
Ik weet nog goed hoe er nog maar enkele maanden eerder in Amsterdam met schrik was gereageerd op het nieuws van Hettinga’s komst naar Frankfurt. Via via hoorde ik dat Cees Nooteboom zich vertwijfeld afvroeg of hij nog wel mee moest gaan met de Nederlandse delegatie, nu daar op grond van politieke overwegingen ook streekdichters aan de Nacht van de Poëzie meededen. En een Amsterdamse uitgever die ik op de Messe tegenkwam, kon de naam Tsjebbe Hettinga aan de vooravond van de Nacht tegenover mij niet uitspreken zonder meteen in een hard en smalend lachen uit te barsten.
‘Fryslan boppe!’ De ‘provincie’ had weer eens toegeslagen.
Voor mij als literatuurredacteur van NRC Handelsblad was alleen al deze ophef reden genoeg om in de week voor de Messe eerst maar eens naar Friesland af te reizen, om kennis te maken met deze Tsjebbe Hettinga en zijn poëzie. Over wie hadden we het eigenlijk?
Het werd een ontmoeting die niet ik nooit meer zal vergeten. Tsjebbe Hettinga (eigenlijk hoort er nog een dakje op de eerste e) maakte al meteen na een minuut of vijf een overweldigende indruk op me. Via een zolder van een belendend perceel was ik uiteindelijk in zijn schaars gemeubileerde woning aan een Leeuwarder grachtje doorgedrongen, en toen ik daar eenmaal zat, en hij mij ter illustratie eerst maar eens wat werk was gaan voordragen, was ik snel verkocht. Dit moest grote poëzie zijn. ‘Je kunt het beter horen,’ had hij tegen me gezegd, en toen was hij uit zijn hoofd een van zijn langere gedichten voor me voor gaan dragen.
Dylan Thomas, was mijn eerste associatie, de dichter uit Wales van wie ik thuis een grijs gedraaide LP bezat. ‘Rage, rage against the dying of the Light’. Maar ik begreep meteen dat Tsjebbe Hettinga geen Thomas-epigoon was. Dit klonk zo echt, zo diep doorleefd en zo geschreven uit de grond van zijn hart.
Toen we een of twee jaar later met de kunstredactie een bundeltje voor onze vertrekkende collega Marjoleine de Vos wilden samenstellen, met daarin onze mooiste gedichten, aarzelde ik geen moment wat ik uit zou kiezen: ‘It Wikeler Hop’  uit Tsjebbe’s Friese bundel ‘Under seefugels/De kust’ (Uitg. Frysk en Frij, 1992). Het gedicht dat ik destijds op zijn zolder regel voor regel met hem had doorgenomen en dat mij sindsdien altijd had vergezeld.
Voor wie dat wat waarschijnlijk het allereerste Nederlandse interview met Tsjebbe Hettinga is, nog eens na wil lezen, dat ik kort voor het begin de Buchmesse in NRC Handelsblad publiceerde, volgt hier de tekst: 

‘Wie is de totaal onbekende 44-jarige Friese dichter Tsjebbe Hettinga, die woensdag deelneemt aan het Nederlands-Vlaamse openingsprogramma van de Frankfurter Buchmesse, naast bekende auteurs als Hugo Claus, Hella Haasse, Harry Mulisch en Cees Nooteboom? Hoe is hij ineens tussen de ‘sterren’ beland?
Tsjebbe Hettinga’s aanwezigheid vloeit voort uit het Nederlandse letterenbeleid, zegt men bij het ministerie van WVC. Toen Nederland besloot aan de boekenbeurs mee te doen als themaland, stond vast dat er ook aandacht aan het Fries gegeven zou worden. ‘Het Fries is de tweede taal van Nederland en een regulier onderdeel van het beleid,’ zegt een woordvoerder van WVC. De Stichting Frankfurter Buchmesse die de avond samen met de Frankfurt Feste organiseert, vroeg daarop het Fries Letterkundig Museum en Documentatiecentrum een naam te noemen, en daar koos men voor Tsjebbe Hettinga.
Nieuwsgierig wie deze Tsjebbe Hettinga dan wel is, reis ik naar Leeuwarden, waar hij sinds een aantal jaren zou wonen. Aan een grachtje in de binnenstad bel ik aan en na enig wachten wordt opengedaan door een bijna blinde man die me via een paar gangen en over een zolder naar zijn schaars gemeubileerde woon- en werkruimte begeleidt. Daar praten we over zijn tot nog toe voor ons zo onbekende werk. Volgens Tsjebbe Hettinga heeft zijn onbekendheid in grote delen van het land vooral te maken met zijn eentaligheid. Het Fries bestaat volgens hem bijna niet in Nederland. Hij vertelt dat de laatste verzamelbundel Friese poëzie in Nederlandse vertaling van 1948 dateert. Daarna is er niets nieuws meer in het westen doorgedrongen.
Tsjebbe Hettinga vindt dat jammer. ‘Het Nederlands en het Fries hebben literaturen die beide bij de tijd zijn. Ze zouden elkaar kunnen aanvullen, ze zouden in elkaar kunnen opgaan.’

Binnen Friesland geniet Tsjebbe Hettinga gelukkig aanmerkelijk meer bekendheid. Hij heeft verschillende dichtbundels gepubliceerd die in de Friese pers besproken zijn, hij heeft een rubriek gehad in het blad Frysk en Frij, hij is redacteur geweest van het literaire tijdschrift Hjir en de afgelopen winters heeft hij met een voordrachtprogramma uit eigen werk de provincie afgereisd.
Die concentratie op de persoonlijk voordracht van zijn werk is niet toevallig. Hettinga is tussen zijn dertiende en zijn dertigste een groot deel van zijn gezichtsvermogen kwijt geraakt ten gevolge van een oogziekte. Bijna alles wat hij heeft geschreven zit daarom – noodgedwongen – in zijn geheugen. Op afroep kan hij tientallen lange gedichten laten horen. Hij laat me er verschillende horen.
Zeker sinds zijn laatste bundel Under seefugels / De kust (1992) is Tsjebbe Hettinga nu uitgegroeid tot een van de bekendste Friese dichters. Maar hij verschilt in zoverre van veel andere Friezen, dat hij het Fries waarin hij schrijft niet als een politieke zaak ziet. Hij is toevallig in die taal opgevoed, zegt hij, maar dat wil nog niet meteen zeggen dat hij pal staat voor de Friese cultuur. ‘Ik druk me er alleen maar makkelijker in uit. In het Nederlands moet ik meer nadenken.’
Tot zijn zesde had Tsjebbe Hettinga nooit iets anders dan Fries gehoord, vertelt hij. Hij bracht zijn jeugd door op een boerderij in het dorpje Burgwerd bij Bolsward en toen hij begon te schrijven was dat automatisch in het Fries. ‘Het is de taal die met mijn gevoelsmatige kant te maken heeft.’
Voor zijn lezers heeft hij het Fries in ieder geval nooit hoeven opgeven. Tsjebbe Hettinga’s bundels liggen in veel Friese boekhandels, en de oplage is relatief hoog. Hebben in het Nederlands de meeste dichtbundels een oplage van vijfhonderd a duizend exemplaren, in het Fries worden eerste drukken van twee- a driehonderd gedraaid. Voor zo’n kleine provincie is dat veel. Zijn vorige bundel had zelfs al meteen een oplage van vijfhonderd.
We praten over de plaats van het Fries en Tsjebbe Hettinga vertelt hoe in de jaren zestig de Friese literatuur eindelijk in een stroomversnelling is geraakt, waardoor voor hem een aantrekkelijk medium is gebleven. Voor die tijd werden in het Fries vooral streekromans geschreven, maar met schrijvers als Anne Wadman en Trinus Riemersma veranderde dat. Er is nu een duidelijke scheiding gekomen tussen streekromans en literatuur, vindt hij.
Het verschil tussen streekliteratuur en de ‘echte’ Friese literatuur zit volgens Tsjebbe Hettinga echter niet in het gebruik van landelijke elementen. Zijn prachtige gedicht ‘It Wikeler Hop’ bijvoorbeeld is in zijn setting volledig streekgebonden, het gaat over iemand die zich terugtrekt op een afgelegen stukje berm bij het Slotermeer. Maar ‘het is geen simpele beschrijving van het landschap.’
Tsjebbe Hettinga: ‘It Wikeler Hop gaat over het op je zelf terug geworpen zijn, het bij iets weg moeten. Het gaat over iemand die een plaats zoekt om te rusten, als een zieke kat, een plaats waar niemand aan je zit te trekken. Puur literatuur, in alle bescheidenheid.’
Het gedicht, dat is opgenomen in zijn laatste bundel, begint met een verwijzing naar ‘de druppelende kraan van het verdriet’, en de bijbehorende dorst: ‘en wer op ‘e flecht foar de lekkende kraan fan it fertriet, mei in toarst yn ‘e hals’. De dichter is weggevlucht uit de drukte en probeert in harmonie met de kosmos te komen. Hij hoort kieviten die hem doen denken aan zijn jeugd, maar de vogels zijn niet dezelfde als toen. Ze zeggen alleen maar hetzelfde.
Tsjebbe Hettinga: ‘De kieviten doen me beseffen dat ook ik niet meer ben wie ik was. Vroeger hoorde de natuur erbij voor mij, dat was vanzelfsprekend. Nu zie ik het nog wel, maar ik weerspiegel mij ook in wat ik zie. Dat is het verschil. Het verval is er bij gekomen, de vergankelijkheid. Er is immers niets vergankelijker dan het geluid.’
Aan het slot van het gedicht komt de wereld weer op de dichter af. Het leven begint weer te lokken. Hij hoort een boer tegen zijn beesten vloeken, er komt een beeld van een vrouw tevoorschijn en de dichter wordt weer onrustig: ‘In byld fan in faam stekt de kop op, entoarst. Driftich jout it hert de mage skonken’.
Het dubbele, dat uit dit gedicht spreekt, het niet kunnen kiezen, zit volgens Hettinga in al zijn latere werk. Door mijn gebrekkige kennis van het Fries kan ik dat nog niet meteen beamen, maar ik geloof hem op zijn woord. Ook als hij zegt dat daarin een verwantschap zit met dichters als Dylan Thomas en Derek Walcott, van wie hij veel in het Fries heeft vertaald. Ook Dylan Thomas versta ik op de plaat die er van hem is uitgebracht maar half, maar hij roept hetzelfde verlangen in me op als de Fries Tsjebbe Hettinga.

Het interview met Tsjebbe Hettinga verscheen (in kortere vorm) in NRC Handelsblad van 4 oktober 1993.

2 Reacties

  1. […] fierder by Reinjan Mulder Dit berjocht waard pleatst yn Blogfragminten, Nij troch […]

  2. Op 20 april 2017 verscheen een fraaie, tweetalige editie van al het werk van Tsjebbe Hettinga: Het vaderpaard. Van harte aanbevolen.

Geef een reactie