Graham Swift en W.G. Sebald: Engeland als arme slager

Door Reinjan Mulder
Het boek dat mij in 1997 het meest heeft geraakt, was Last Orders van de Engelse schrijver Graham Swift. In deze roman, die terecht met de Bookerprijs is bekroond, trekken vier mannen van Londen naar Margate om de as van hun overleden vriend in te zee te strooien. Ze kennen elkaar uit de oorlogsjaren of kort daarna, uit het buurtcaf. Op weg naar de kust komt de ene weemoedige herinnering aan hun eigen leven na de andere op.
Het vervelende – of misschien ook wel het mooie – van literatuur is dat je makkelijker kunt aangeven waarom een boek je tegenstaat dan waarom het je raakt. Zolang een roman je niet in zijn greep heeft, valt er veel over te zeggen. Je kunt met distantie de stijl en de thematiek beschrijven en deze vergelijken met die in andere boeken. Je kunt de ontwikkeling van de auteur schetsen en hem in een stroming of genre plaatsen. Maar bij de beste boeken lukt dat niet. Onvermijdelijk ga je stamelend en stotterend kopje onder.
Dat overkwam me bij Last Orders. Ik zag dat het boek uitzonderlijk was door zijn veelstemmigheid, het zit vol ingehouden melancholie, en het vestigt de aandacht op de schoonheid van het alledaagse. Maar daarin school niet zijn kracht. Later

begreep ik dat het boek me waarschijnlijk zo trof doordat het via een aantal subtiele omwegen niets minder dan de crisis liet zien waarin Engeland op dit moment verkeert. Die omwegen zijn de vaak prachtige verhalen over de stukgelopen levens van de mannen die in hun auto de kust proberen te bereiken, plus die over de overleden slager en zijn vrouw Amy. Maar waar het in Last orders om gaat, is de ondergang van een land dat lang op de bres stond voor de grote waarden zoals vrijheid, vooruitgang en beschaving.
In een artikel in het Cultureel Supplement heb ik enige tijd geleden een lans gebroken voor de ‘herkenning’ als factor bij het waarderen van literatuur. Ik denk dat mijn enthousiasme voor het boek van Swift nu mede op dit facet is terug te voeren.
Mijn eerste kennismaking met Engeland moet zich hebben afgespeeld in het begin van de jaren zestig. In de maanden na de Bevrijding had mijn vader samen met militairen van de Britse Genie aan het herstel van de spoorverbinding tussen het westen en het zuiden van Nederland gewerkt. Het contact met een van die militairen en diens familie was blijven bestaan. Zo logeerde ik op een gegeven moment in een kleine woning boven een News agent in de Midden-Engelse industriestad Halifax. De huiskamer werd verwarmd door een straalkacheltje met een oranje lamp die smeulende houtblokken imiteerde. Op het dressoir stond pontificaal een foto van een tank in de Afrikaanse woestijn. Met enige moeite was daarop Jack te herkennen, de krantenverkoper die nog altijd zo goed eieren kon bakken. Van de vijf mannen op de tank, zo kreeg ik te horen, was hij de enige die de oorlog had overleefd.

Net als Graham Swift en de mensen die hem de Booker Prijs hebben toegekend, ben ik opgegroeid met een vertrouwen in de Britse suprematie. Dat moet er voor hebben gezorgd dat het verhaal van Last Orders zo hard is aangekomen. In het boek komen verschillende ‘Jacks’ voor en het verschrikkelijke is dat ze allen roemloos ten onder gaan. Onder de oppervlakte is het boek is doortrokken met herinneringen aan een oorlog waarin ze, ondanks de ontberingen, hun beste tijd beleefden. Dat gevoel van triomf komt niet meer terug. Een slag op zee of in de hitte van de woestijn is het enige waar de met een faillissement bedreigde slager en zijn vrienden trots op kunnen zijn.
Die slager is Engeland.

In het laatste nummer van het tijdschrift Granta noemt redacteur (en jurylid van de Bookerprijs) Ian Jack het boek van Swift de beste vertegenwoordiger van een nieuw soort Engelse literatuur: de literatuur van het afscheid. Dat afscheid heeft betrekking op een complex van factoren: het Britse rijk dat Engeland, Wales, Schotland en Noord Ierland met elkaar verbond, het koningschap, maar vooral de kolonin. In een bijdrage van Simon Winchester aan Granta wordt berekend dat het aantal inwoners van het overzeese Britse rijk in vijftig jaar tijd is ineengeschrompeld tot nvijftigste procent van wat het aan het eind van de Tweede Wereldoorlog was: van 760 miljoen tot een schamele 168 duizend.
Niet dat het Britse Rijk nu pas wankelt. Al vanaf de jaren vijftig zijn er gaten gevallen in de eens zo robuuste gevel van het Verenigd Koninkrijk. Maar, zo schrijft Jack, het bewind van Thatcher heeft het ondergangsbesef nog even kunnen onderdrukken. Tijdens wat hij de ‘Indian summer’ van het Engelse rijk noemt, rukte de Britse vloot nog n keer naar de Falklands op, prins Charles leek door zijn sprookjeshuwelijk de monarchie weer toekomst te geven en premier Thatcher schitterde dankzij haar vriendschap met Ronald Reagean nog korte tijd op het wereldtoneel.
De literatuur die sindsdien in Engeland is opgebloeid, is volgens Jack een vertraagde reflectie op de laatste jaren van een voorbij tijdperk. In Granta heeft hij verschillende andere voorbeelden van dit ‘afscheids-realisme’ opgenomen. De Ier John Banville reconstrueert in een hilarisch dagboek wat er door Antony Blunt moet zijn heengegaan in de maanden na zijn ontmaskering als Russische spion in 1979. Andere schrijvers roepen in al dan niet autobiografische verhalen het dagelijks leven in de Engelse jaren vijftig op. Van de Noordierse fotograaf Donovan Wylie is een reeks foto’s opgenomen van een nieuwe generatie drop outs die in campers woont.

Zou het toeval zijn dat het tweede boek dat mij het afgelopen jaar buitensporig trof een boek is dat, vanuit een ander perspectief, bijna hetzelfde doet als dat van Swift? In Die Ringe des Saturn reconstrueert de in Engeland wonende Duitser W.G. Sebald een tocht door het Oost-Engelse landschap. De reis is Sebalds manier om te laten zien hoe de Engelse heerschappij in deze eeuw ten onder is gegaan.
De tijd en de sociale reikwijdte zijn ruimer dan bij Swift. Sebald, die zich voor zijn boek uitvoerig gedocumenteerd moet hebben, verhaalt over gebeurtenissen uit verschillende eeuwen, klassen en werelddelen. Zijn personages variren van aristocraten en industrilen tot boeren. Maar de ondertoon is hetzelfde als bij Swift. Rouw en verwarring over het vergaan van een wereldorde onder Engels oppergezag.

Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 27 december 1997 

Geef een reactie