Mislukte studie over Harry Mulisch roman ‘De Ontdekking van de hemel’

Door Reinjan Mulder
Recensie van: Frans de Rover, Harry Mulisch ontdekt. Over Harry Mulisch en De ontdekking van de hemel. Uitg. De Bezige Bij, 165 blz.
Harry Mulisch ontdekt, dat onlangs tegelijk met het honderdduizendste exemplaar van Mulisch’ roman De ontdekking van de hemel is uitgekomen, is het soort studie zoals er in Nederland veel meer geschreven zouden moeten worden. Frans de Rover, hoogleraar Nederlands aan de Vrije Universiteit in Berlijn en in 1987 gepromoveerd op het werk van Mulisch, behandelt in het aantrekkelijk vormgegeven boekje op een luchtige, aangename toon bijna alle onderwerpen die de geïnteresseerde lezer zou willen weten over het drie jaar geleden verschenen hoogtepunt in het werk van de schrijver. Hij wijst op de ontstaansgeschiedenis van het boek, gaat in op de eerste aanzetten, hij geeft de verhaallijn weer, hij legt verbindingen tussen de roman en de persoonlijke geschiedenis van de schrijver, hij scheidt de autobiografische van de niet autobiografische elementen, en het betoog mondt uit in een omschrijving van de thematiek (‘de idee’) van Mulisch, zoals die vooral in dit laatste boek naar voren komt. Iedereen die de dikke roman met een meer dan gebruikelijke belangstelling heeft gelezen, moet naar een dergelijk boekje verlangen, om eindelijk eens zijn eigen veronderstellingen te kunnen toetsen aan wat de vakman erover zegt.
Dat wil niet zeggen dat de manier waarop De Rover zich van zijn taak heeft gekweten, geen kritiek verdient. Daarvoor draagt Harry Mulisch ontdekt te veel de sporen van een haastklus. Zo doet De Rover krampachtig pogingen om door middel van een hoofstukindeling de verschillende elementen uit zijn betoog uit elkaar te houden, maar in werkelijkheid behandelt hij alles door elkaar. De inleiding is een ratjetoe, bij de beschrijving van het boek wordt al uitvoerig op de autobiografische kanten ingegaan, en de thematiek die in het laatste hoofdstuk zou moeten komen is al in elk hoofdstuk aanwezig.
Ernstiger is nog dat De Rover in zijn conclusies veel te sterk leunt op wat Mulisch zelf in een paar interviews en in zijn beschouwende werk naar voren heeft gebracht. Dat is voor een onderzoeker altijd al gevaarlijk, maar in het geval van Mulisch kan het dodelijk zijn, omdat juist bij hem de thematiek veel rijker is dan hij zelf kan aangeven. Mulisch’ benadering van de tijd en de geschiedenis bijvoorbeeld is in zijn romans aanzienlijk boeiender dan wat hij er in zijn non-fictiewerk over opmerkt. In plaats van daar op in te gaan volgt De Rover echter slaafs de ideeën van de meester over zoiets mistigs als ‘de octaviteit’: iets is hetzelfde en toch ook niet.
In het hoofdstuk over de ‘werkelijkheid’ van Harry Mulisch wreekt zich enigszins dat De Rover de laatste jaren voornamelijk buiten Nederland heeft gewoond. Dat er in de provotijd, net als in het boek, op de fiets werd getrouwd is in Berlijn misschien schokkend nieuws, in Nederland behoort dit tot de algemeen bekende feiten. En waar het minder bekende feiten betreft, somt De Rover vooral onbenulligheden op. Zou het iemand interesseren dat bij het huwelijk van Mulisch met Sjoerdje Woudenberg, net als bij het huwelijk van Ada en Onno in het boek, de vader van de bruid getuige was?
De Rover, als hij dan toch het privéleven van Harry Mulisch had willen behandelen, had beter iets kunnen zeggen over het recente vaderschap van Harry Mulisch. In verschillende televisieuitzendingen (die in Berlijn waarschijnlijk niet ontvangen kunnen worden) heeft de schrijver laten weten dat hij tijdens het werken aan zijn roman vader is geworden van een zoon. Iedereen die De ontdekking van de hemel heeft gelezen zal het er over eens zijn hoe belangrijk juist het vaderschap is in dat boek. De beide vrienden in het verhaal, Max en Onno, hebben op Cuba kort na elkaar met zelfde vrouw gevreeën en beiden zullen daarna op hun eigen manier omgaan met de zoon die daaruit wordt geboren.Het verhaal is één groot kluwen van vaders en zonen.
De essayistiek die De Rover in Harry Mulisch ontdekt beoefent, behoort, zoals gezegd, tot een genre waarmee Nederland slecht bedeeld is. Er wordt op dit moment meer literatuur geschreven dan ooit tevoren. Maar het aantal stukken van langere adem, die dieper gaan, in boeken of literaire tijdschriften, is schaars. Na het verdwijnen van de befaamde Synthese-reeks bij De Arbeiderspers is er niet één uitgeverij meer die het becommentariëren van belangrijke literatuur tot zijn opdracht rekent.
Daarom is het des te verdrietiger dat er die enkele keer dat er iets in deze richting wordt ondernomen, het uitwerken zo weinig serieus wordt opgevat. Harry Mulisch, zijn boek en zijn lezers verdienen beter.

Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 26 mei 1995

 

 

Geef een reactie