Een koppige voorkeur voor de waarheid – Tessa de Loo’s roman ‘De Tweeling’ over Duitsers en Nederlanders

 

Door Reinjan Mulder
Tessa-de-Loo-De-tweeling.-1e-druk-21958109
Recensie van: Tessa de Loo, De tweeling. Uitg. De Arbeiderspers.
Bij de presentatie van haar roman De tweeling in het Amsterdamse Goethe Instituut zei Tessa de Loo (1946) dat zij het boek geschreven had om tegenwicht te bieden aan het anti-Duitse sentiment in Nederland. Ze kende dit gevoel uit eigen ervaring. Zoals veel van haar leeftijdgenoten is ze na de oorlog opgevoed met wilde verhalen over de bezettingstijd en met het idee dat Duitsers niet te vertrouwen zijn.
Een paar jaar jaar geleden is ze daarover aan het twijfelen geraakt. In een Frans pensionnetje ontmoette ze een oudere Duitse vrouw die (‘heel uitzonderlijk voor een Duitser’) veel gevoel voor humor had en na lange gesprekken met haar begreep De Loo dat de meeste Duitsers net zo onder het nationaal socialisme hebben geleden als de Nederlanders. Ze wilde haar houding tegenover Duitsland herzien en de spanning die dit met zich mee bracht leidde uiteindelijk tot de lijvige roman die deze week verscheen.
In De tweeling wordt inderdaad uitvoerig het lijden van de Duitse bevolking tijdens het nazi-regime beschreven. Eén van de beide hoofdpersonen is een 74-jarige Duitse vrouw. Ze was geen bewonderaar van Hitler, maar ook geen fanatieke tegenstander. Ze is bij de Bund Deutscher Mädel geweest, naar ze zegt om te voorkomen dat deze beweging door fanatici zou worden beheerst. Ze is met een Oostenrijkse militair getrouwd die, naar ze zegt, zonder veel overtuiging bij de SS is gegaan. En toen hij gesneuveld was, meldde ze zich aan bij het Duitse Rode Kruis, om achter de frontlinies gewonde militairen op te lappen. In die functie leert ze de gruwelen van de oorlog pas goed van nabij kennen.
Het gevaar van een dergelijke onderneming is dat zo’n dramatische schildering van het Duitse leed een eventuele anti-Duitse stemming van de lezer kan doen omslaan in een griezelig pro-Duits sentiment. Dat risico liep bijvoorbeeld Dirk Ayelt Kooiman een paar jaar geleden met zijn biografische roman Montijn. Hij beschreef daarin het levensverhaal van de etser en voormalig oostfrontstrijder Jan Montijn, zonder ook maar enigszins te verwijzen naar al het leed dat direct of indirect door mensen zoals hij veroorzaakt is.
Tessa de Loo heeft dit gelukkig ondervangen. Niet alleen is haar Duitse vrouw zich achteraf veel beter dan Montijn bewust van het mechanisme waarin ze meedraaide. Ze zegt ergens: ‘Als de mensen zeggen “we wisten het niet” dan is dat waar. Maar waarom wisten we het niet? Omdat het ons helemaal niet interesseerde!’ Maar ze heeft ook, naast het levensverhaal van de Duitse, het verhaal van een vergelijkbare Nederlandse vrouw gezet. Ze wijst op die manier voortdurend op de gevolgen die het Duitse optreden elders op de wereld had.
Dat vergelijkbare van de tegenpersoon mag in dit geval heel letterlijk worden opgevat. De twee vrouwen die De Loo in haar boek volgt zijn tweelingzusters. Ze zijn vrijwel tegelijk in Keulen geboren, maar door de vroege dood van hun ouders zijn ze vanaf hun zesde aan verschillende kanten van de grens opgevoed. De ene vrouw kwam terecht in een dorp aan de rand van het Teutoburgerwoud, de ander in een communistisch gezin uit het Gooi.
Het zou een experiment kunnen zijn in een onderzoek naar invloeden van de omgeving op iemands houding en gedrag. Zet twee identieke vrouwen in twee landen met uiteenlopende politieke stelsels en vergelijk hoe ze zich ontwikkelen.
In de roman vindt de vergelijking aan het eind van hun leven plaats. De vrouwen hebben elkaar uit het oog verloren en onafhankelijk van elkaar hebben ze zich bij een kliniek in het Belgische Spa aangemeld. Ze ontmoeten elkaar in de slaapzaal en tijdens de daarop volgende wandelingen en etentjes kijken ze op hun levens terug. Beiden zijn zich bewust van de willekeur van de geschiedenis. ‘Laat me je vertellen hoe je leven eruit had gezien als je was gebleven,’ zegt de Duitse op een gegeven moment tegen haar zusje.
Hoe gekunsteld een dergelijke plot misschien ook klinkt, in de roman blijkt dit tegenover elkaar zetten van twee parallelle levens wonderlijk goed te werken. Het boek krijgt er diepte door. Afwisselend worden in een stevige, vlotte stijl episoden uit het recente Duitse en Nederlandse verleden beschreven en daartussen door wordt alles van twee kanten in dialogen becommentarieerd.
Al pratend krijgen de twee vrouwen steeds meer begrip voor elkaar. In het begin zijn ze volledig van elkaar vervreemd, maar geleidelijk wordt hun band hechter. ‘Knarsend schoven de lagen van de tijd over elkaar heen,’ schrijft De Loo.
Jammer is wel dat de herinneringen van de Duitse vrouw zoveel interessanter zijn dan die van de Nederlandse. Het zou natuurlijk kunnen dat ik in de loop van de jaren te veel verhalen heb gehoord over onderduikers in kasten en hongertochten op fietsen met houten banden. Het zou wat dat betreft interessant zijn om te zien hoe het Duitse publiek op dit boek reageert.
Maar De Loo laat de Duitse ook een veel subtieler en oprechter verhaal vertellen. Het begint er al mee dat haar kennis van de sociale verhoudingen groter is. Ze heeft in de loop der jaren in verschillende milieus in verschillende delen van Duitsland en Oostenrijk verkeerd en dat is niet zonder gevolgen gebleven.
Daar komt bij dat het Duitse leven, in ieder geval zoals Tessa de Loo dat voorstelt, veel problematischer is dan het Nederlandse. De Duitsers waren nu eenmaal de veroveraars en de Nederlanders waren de veroverden. De Duitsers zitten daardoor met een groter schuldgevoel. Hoewel de Duitse helft van de tweeling van jongs af aan uit is geweest op het goede, met ‘levenslang een koppige voorkeur voor de waarheid’, moet ze zich, omdat ze in Duitsland is grootgebracht, veel meer rekenschap van het verleden geven dan de Nederlandse. Terwijl de roman in Duitsland veel gradaties van moreel laakbaar gedrag onderscheidt, zijn de Nederlanders in het boek voor het grootste deel goede Nederlanders.
Ik vraag me af of dat verschil niet wat meer genuanceerd had kunnen worden. Het enige conflict dat de Nederlandse nu ervaart is haar Duitse afkomst. Ze zit, zoals ze zegt, ‘knel tussen haar oorsprong en haar selectieve geheugen, die al lang geleden een vijandig bondgenootschap waren aangegaan.’ Waarom is dit niet verder uitgewerkt?
De Loo had ook wel wat meer kunnen doen met de communistische, dat wil zeggen stalinistische, gezindheid van de Nederlandse pleegvader. Nu ze toch heilige huisjes aan het slopen is, had ze de mythe van het eendrachtige verzet mooi kunnen meenemen.

Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 5 november 1993. Klik hier voor een interview met Tessa de Loo over haar boek.  


Geef een reactie