De ruimte van Sokolov: Leon de Winter schrijft literatuur!

Door Reinjan Mulder
Recensie van: Leon de Winter, De ruimte van Sokolov. Uitg. De Bezige Bij, 411 blz. Prijs f. 34,50.
Met Leon de Winter is iets vreemds aan de hand. Zijn nieuwe roman wordt in Ster-spotjes op de televisie aangeprezen alsof het een nuts is of graanjenever. En in een interview met HP/De Tijd heeft hij verklaard dat hij tegenwoordig alleen nog maar ‘doet in leesplezier’. Maar toch is zijn nieuwste boek, De ruimte van Sokolov, een opvallend goed boek dat een ereplaats verdient in de Nederlandse literatuur. Het is met veel vaart geschreven, het getuigt van een sterk engagement, het is actueel, heeft een internationale reikwijdte, gaat over de nieuwste technische ontwikkelingen, over ethische kwesties, over politiek, en het wijkt af van alles wat er verder in de Nederlandse letteren op de markt komt.
In HP/De Tijd van twee weken geleden liet De Winter onomwonden weten dat hij zichzelf nu ziet als een ‘producent’. Hij produceert ‘lekker leesbare boeken’. ‘Alles wat [in mijn werk] ruikt naar pretentie en de verliteraloedering,’ zegt hij, ‘wil ik wegsnijden, het moet zo transparant mogelijk zijn.’
Welnu, De ruimte van Sokolov heeft niets transparants. Het boek is opgezet als een thriller. In de eerste zin van de eerste bladzijde wordt een man vermoord, en op de vierhonderd bladzijden die volgen, wordt – onder andere – uitgezocht wie de dader is en wat zijn motief kan zijn. Een van de weinige getuigen is een straatveger die denkt dat hij de dader misschien kent. Maar hij kan zich vergissen.
Ook de lezer houdt tot vlak voor het eind, of nog langer, zijn twijfels over de ware toedracht. Het lijk op de eerste bladzijde is niet de enige dode in het boek. Ook later komen mensen onder ongebruikelijke omstandigheden om het leven. Er wordt een ongeluk met een bemand Russisch ruimteschip beschreven, waarbij onduidelijk is of er sabotage in het spel is. Ten slotte worden er tegen het einde van het boek nog een paar mensen met grof geweld gedood.
Maar wie daarvan de dader is, is op dat moment al lang niet interessant meer. Want het boek gaat dan over iets heel anders. Hoe houdt iemand zich staande in een maatschappij waar het kapitalisme zich in al zijn hevigheid laat zien? Hebben daders in zo’n maatschappij het recht te doen wat ze doen?

De vragen die Leon de Winter in zijn ‘lekkere leesboek’ stelt, zijn onder andere: mag je iemand doden die probeert jou te doden, uit zelfverdediging? Mag je iemand uit wraak doden? Mag je iemand doden die je toekomst wil vernietigen? En ten slotte: mag je iemand doden van wie je alleen maar hebt gehoord dat hij de toekomst van iemand anders wil vernietigen?
Het interessante daaraan is, dat de dilemma’s waar de hoofdpersonen voor staan, reflecties zijn van de politiek van het land waarin ze terecht zijn gekomen. De ruimte van Sokolov speelt zich af in Israel, aan de vooravond van de Golfoorlog. Israel staat, zoals wel vaker in de naoorlogse periode, voor de keus. Moet het land zijn eigen ethiek volgen, of zich voegen naar de richtlijnen van de internationale gemeenschap? Mag er worden gedood uit zelfverdediging? Of ook uit wraak? En wat, als er vijanden uit voorzorg moeten worden gedood, omdat ze in de toekomst de vrede zouden kunnen bedreigen?

Leon de Winter heeft de twee niveaus waarop dit soort vragen voorkomen op een ingenieuze manier met elkaar verweven. De hoofdpersonen uit de roman zijn twee Israeli’s die behoren tot de groep nieuwe emigranten uit het vroegere oostblok, de oliem chadasjiem. Ze kennen elkaar nog van vroeger. Ze hebben samen in Moskou op school gezeten. Daarna hebben ze samen carrière gemaakt in de ruimtevaart. In het van de buitenwereld afgesloten ruimtevaartcentrum van Kaliningrad hebben ze samen aan de ontwikkeling van een nieuwe raket gewerkt. Nadat ze elkaar acht jaar lang uit het oog hebben verloren, zien ze elkaar terug in Tel Aviv.
In begaafdheid doen ze niet voor elkaar onder. Maar wat hun karakter betreft, zijn ze zo ongeveer elkaars tegendeel. Alles wat de ene mist, lijkt de andere te hebben. Het is een van de redenen waarom ze elkaar steeds weer opzoeken. Zonder elkaar zijn ze weinig waard, maar samen zijn ze sterk.
De tegenstelling tussen de twee strekt zich uit tot het gebied van de moraal. De ene man heeft niet al te veel scrupules. Hij is een Don Juan, een sjacheraar, een ‘regelaar’, een koopman in de ruimste zin van het woord die er van overtuigd is dat je het in dit leven niet al te nauw met de regels moet nemen. Hij wil de grenzen van het menselijk gedrag verkennen, zoals hij destijds ook de ruimte heeft verkend.
De andere man heeft een heel sterk geweten, en hij lijdt daar onder. Hij is bang fouten te maken. Aan het begin van het boek is hij ernstig aan de drank. De ruimte waar de titel van het boek naar verwijst, is niet alleen de ruimte waar deze Sokolov zijn raketten naar toe stuurt, het is ook de totale dronkenschap waarin hij sinds zijn komst naar Israel verkeert. Zonder gewicht, zo schrijft Leon de Winter, is hij dagelijks op weg naar de sterren.

Ik zal niet verklappen hoe het verhaal zich ontwikkelt. Ik wil alleen zeggen dat Leon de Winter in een aantal dialogen onderzoekt of er tussen de twee uitersten die zijn personages representeren een tussenweg mogelijk is. Hij laat zien waar handigheid en opportunisme overgaan in misdadigheid, en waar, aan de andere kant, een sterke gewetensfunctie overgaat in braafheid en angst.
Een van de sleutelscènes is een gesprek over de absoluutheid van de ethiek. De sjacheraar gaat er van uit dat er geen absolute ethiek is, en dat je in elke situatie nieuwe normen moet ontwikkelen. In de Sovjet-Unie, waar beide mannen lid waren van de communistische partij, golden andere normen dan later in het GOS, terwijl in Israel weer andere normen gelden. De andere man probeert daarentegen te blijven leven met de regels waarmee hij is groot geworden.
Zo is het ook met de politiek van Israel: ‘Elke seconde wordt het bestaan van dit land ter discussie gesteld!’ zegt iemand tegen de bange man. ‘Het is niet zoiets als Frankrijk dat er al eeuwen is en er nog eeuwen zal zijn, nee elke dag moeten wij het rechtvaardigen. En verdedigen.’
In De ruimte van Sokolov beschrijft Leon de Winter Israel als een superkapitalistisch land met mafia-achtige trekken. En hij lijkt zich af te vragen of je in een dergelijke omgeving niet gedwongen wordt om mafia-gedrag te vertonen.

Het is jammer dat een serieus boek als De ruimte van Sokolov op zo’n ordinaire manier aan de man wordt gebracht. Het is een verkooptechniek die vloekt met de inhoud en die potentiële lezers kan afschrikken. Probeert Leon de Winter in deze literaire herfst krampachtig een eigen reclame-ethiek te ontwikkelen?
Of is hij alleen maar bang?
Bang voor kritiek?

Verscheen eerder in NRC Handelsblad van 20 november 1992 

Geef een reactie