De ontdekking van Harry Mulisch – ‘De ontdekking van de hemel’, een sublieme roman over vaderschap

UPDATE 30 oktober 2020
Bij wat een ‘historische’ recensie zou worden
Voorin het boek ligt nog de uitnodiging:
Bestuur en directie van uitgeverij De Bezige Bij hebben het genoegen u uit te nodigen voor een bijeenkomst ter ere van Harry Mulisch die onlangs 65 jaar is geworden en ter gelegenheid van het verschijnen van zijn nieuwe roman De ontdekking van de hemel. Tevens is het veertig jaar geleden dat Harry Mulisch debuteerde met de roman archibald strohalm. Het feest vindt plaats op dinsdag 13 oktober 1992 om 15.30 uur in de Ramada Koepelzaal (de voormalige Ronde Lutherse Kerk), Kattengat 1 te Amsterdam.’

Uitnodiging voor de boekpresentatie van ‘De Ontdekking van de hemel’, en het begin van mijn kritische taak als recensent: mijn eerste streepje in de marge, bij de zin ‘Meer delegeren!’

Moest ik daar wel heen gaan? Onder critici was het, in ieder geval bij  NRC Handelsblad, een goede gewoonte om niet zomaar naar boekpresentaties te gaan. Dat gaf maar verwarring en onnodige druk.
Maar dit was tevens een soort verjaardagsfeestje plus het jubileum van een veertigjarig schrijverschap. Daar mocht de literatuurredacteur van NRC Handelsblad die ik was, toch niet ontbreken?
Uiteindelijk heb de uitnodiging met deze innerlijke verontschuldiging aanvaard, en schreef ik kort daarop mijn recensie, die – daardoor? – meteen mijn positiefste bijdrage over Harry Mulisch ooit zou worden.
Ik had altijd vrij veel scepsis tegen de figuur Harry Mulisch gehad, te veel poseur, te veel iemand die graag ‘schrijver’ speelde,  te puberaal, en ik was daarin niet de enige. Maar bij
De ontdekking van de hemel kreeg ik het gevoel dat met dit boek opeens alles op zijn plaats viel.
Harry Mulisch was volwassen geworden, toch nog, en volgens mij was dat misschien wel omdat hij tijdens het werken aan
De ontdekking van de hemel vader van een zoon was geworden. Voor het eerst.
Ik was zelf drie jaar eerder vader van een zoon geworden, en meende in het boek een en ander te herkennen van dit gevoel van de oudere jonge vader.
Later zou duidelijk worden dat met het verschijnen van de
Ontdekking van de Hemel niet alleen ik, maar vrijwel heel Nederland zijn laatste scepsis tegen Harry Mulisch zou verliezen. Ik herinner me dat Max Pam Harry Mulisch voor HP over het boek zou interviewen en dat hij dit tijdens het lezen van de drukproeven, toen ik hem daarover sprak, nog niet veel soeps vond, maar in de weken daarna merkte ik dat noch ik, noch iemand anders dat met hem eens was.
Het fenomeen Harry Mulisch had zich met
De ontdekking van de hemel toch nog bewezen. Niets stond nu nog de Prijs der Nederlandse letteren in de weg.
Pas veel later, in 2012, zou blijken dat Harry Mulisch tijdens het werken aan
De ontdekking van de hemel inderdaad erg veel met het vaderschap was bezig geweest. Maar toen was iedereen mijn recensie al lang vergeten, en werd deze ontdekking als belangrijk nieuw feit uit het leven van de grote schrijver gepresenteerd…          

Door Reinjan Mulder
Recensie van: Harry Mulisch, De ontdekking van de hemel. Uitgeverij De Bezige Bij, 905 blz.
In De ontdekking van de hemel, de nieuwe roman van Harry Mulisch, gebeurt niets dat niet strikt noodzakelijk is. Dat beweert althans een engel die in het boek ergens in de hemel verblijft, in wat hij noemt het ‘pneumatisch domein’.
Het is deze engel die ons het grootste deel van het negenhonderd bladzijden lange verhaal vertelt. Wij horen hoe hij verslag uitbrengt aan een hoger geplaatste in rang, die de feiten op zijn (of haar) beurt weer aan God zal doorgeven.
Maar tussen de bedrijven door leveren de beide engelen ook commentaar op het vertelde. Het is onmogelijk, zegt de verteller bijvoorbeeld, bepaalde elementen uit het enorme verhaal te vereenvoudigen. Alles wordt verteld ‘op een manier die in de gebeurtenissen zelf besloten ligt’. Als zijn gespreksgenoot daar geen geduld voor heeft, zo vindt hij, dan luistert hij maar niet.
Het is een houding die, zoals we de afgelopen weken in diverse media hebben kunnen merken, niet alleen karakteristiek is voor de vertellende engel in De ontdekking van de hemel, maar ook voor zijn auteur. Alles wat Harry Mulisch tot nu toe heeft gedaan en geschreven, heeft, naar zijn idee, altijd een grote noodzaak gehad. Hij heeft, zo liet hij in de recente interviews weten, sinds hij zeventien was eigenlijk nooit iets gedaan waar hij geen zin in had, en hij heeft later ook nooit ergens spijt van gehad. Bij de opening van de aan hem gewijde tentoonstelling in het Letterkundig Museum zei Harry Mulisch nog eens nadrukkelijk dat hij alleen maar spijt heeft van alle dingen die hij niet heeft gedaan.
Of een dergelijke houding in het dagelijks leven een verstandige is, betwijfel ik, en ik kan me ook wel wat gedragingen van Harry Mulisch herinneren waar hij maar beter wel spijt van zou kunnen hebben. Dat neemt niet weg dat de engel gelijk heeft. Het fantastische, want zo mag je het wel noemen, van De ontdekking van de hemel is dat er inderdaad maar heel weinig in staat dat achteraf niet van een grote noodzaak getuigt. Bijna alle zijwegen die Harry Mulisch inslaat, en dat zijn er nogal wat, en vrijwel alle hoofd- en bijpersonen die hij opvoert, alles wekt, als het boek uit is, de indruk dat het in het boek thuis hoort. Anders dan in sommige vorige boeken van Mulisch bevat De ontdekking van de hemel nauwelijks overbodige of banale passages. En doordat elke bladzijde ook nog van een grote eruditie en gedrevenheid getuigt is De ontdekking van de hemel een van die zeldzame boeken waarmee je een paar dagen lang weg kunt kruipen om na afloop te constateren dat de wereld er plotseling anders uitziet.
Het klinkt als een cliché, maar De ontdekking van de wereld is werkelijk Harry Mulisch’ meesterproef. Voor de engel die in het boek zijn spannende verhaal vertelt, gaat het overigens om iets anders. Wat hij bedoelt met zijn opmerking in het tweede intermezzo is dat de gebeurtenissen die hij beschrijft een heel ander soort noodzakelijkheid hebben. Misschien zijn ze niet altijd nodig voor het verhaal dat hij vertelt. Dat interesseert hem niet. Er komen, zoals zijn gespreksgenoot al aangeeft, misschien wel te veel personen in het boek voor. Hem gaat het erom dat alles een ‘finale’ noodzakelijkheid heeft. Alles wat wordt beschreven is nodig om een bepaalde, door de hoogste Chef in de hemel gewenste afloop te bereiken. De engel voelt zich vermoedelijk als een agent die een proces verbaal opmaakt. Niet de spanning van het verhaal telt voor hem, maar de bruikbaarheid ervan voor de officier van justitie en de rechter.
De afloop die de hemel voor het boek in petto heeft is, zoals vorige week al in het interview in deze krant werd verklapt, dat een jongeman in het Lateraans Paleis in Rome de stenen tafelen weghaalt waarop duizenden jaren geleden de Tien Geboden zijn gebeiteld. God, ‘de hoogste Chef’, heeft besloten het contract met de mensheid dat hierin tot uitdrukking komt, op te zeggen.
Het opvallende is dat deze afloop op zichzelf beslist niet noodzakelijk is. God heeft hem zeventig jaar tevoren in volle vrijheid bedacht. Hij had gezien hoe de Eerste Wereldoorlog was losgebarsten en hij voelde zich bedreigd door de oprukkende wetenschap. Wij zouden misschien geneigd zijn om een nieuwe verklaring af te geven waarin het contract wordt opgezegd, of we zouden nog eens een zondvloed sturen. Maar voor de oud-testamentische God van Harry Mulisch is zoiets te eenvoudig. Hij kan alleen maar het materiële bewijs van het verdrag, de tien geboden, terughalen. Een bewijs waarvan, vreemd genoeg, niemand met zekerheid weet dat het nog bestaat.

Om de jongen die de opdracht krijgt van eigenschappen te voorzien die hem voor zijn taak geschikt maken, heeft de engel een bepaalde genetische constitutie voor hem voorbereid. Daarmee zijn, zo zegt hij, enkele generaties heen gegaan. Daarnaast heeft hij een omgeving moeten creëren waarin zijn erfelijke eigenschappen tot wasdom konden komen. Hij heeft hem laten opgroeien op een kasteeltje in Drenthe met veel interessante buren, die de jongen in de zeventien jaar dat hij er woont alles leren wat hij op zijn tocht naar Rome nodig heeft. Een architectuurhistoricus brengt hem het besef voor oude gebouwen bij en een slotenmaker leert hem de vele sloten te openen die de stenen tafelen tegen indringers beschermen.
Wat Harry Mulisch op deze manier bedrijft, of laat bedrijven, is een omgekeerd determinisme. Het is niet zo dat de afloop van het verhaal voor hem vastligt op grond van wat er aan vooraf is gegaan. Nee, wat er aan de afloop voorafgaat, ligt vast op grond van het slot. De stukken over Cuba die in het boek voorkomen, zijn in zijn visie niet noodzakelijk omdat ze voortvloeien uit de tijdgeest van die jaren. Ze waren, gegeven de intermenselijke verhoudingen van de voorbestemde ouders, nodig omdat daar het kind verwekt moest worden dat de Tien Geboden terug kon halen.

Overgeplaatst naar een wat hoger abstractieniveau zou je kunnen zeggen dat Harry Mulisch hier laat zien dat alles wat iemand heeft gedaan altijd nodig was om hem te maken tot wat hij is. Niemand kan ooit zeggen dat hij iets niet had moeten doen, want had hij het niet gedaan, dan was hij niet geweest die hij nu is.
Het is een benadering die in ieder geval in De ontdekking van de hemel een groot aantal geslaagde hoofdstukken oplevert. Vooral de portretten die Mulisch schetst van de twee mannen die de jongen als vader en pleegvader meekrijgt, zijn een genot om te lezen. De schrijver die in recente interviews heeft laten weten dat hij negen maanden geleden vader is geworden van zijn eerste zoon, speelt in deze stukken subliem met het vaderschap als verschijnsel. Je zou De ontdekking van de hemel dan ook, meer nog dan een roman over de verwording van de techniek, een roman over het vaderschap kunnen noemen.
Het hele boek door blijft onzeker wie van de twee mannen de biologische vader van de jongen is. Doordat de moeder van de jongen, een celliste, tijdens een verblijf op Cuba binnen enkele uren met beide mannen naar bed geweest, weet niemand wie van de twee het erfelijk materiaal heeft geleverd. De ene vader, die voor een belangrijk deel op Harry Mulisch zelf is gebaseerd, is een man die voornamelijk vooruit kijkt, naar de sterren en het heelal. De andere vader, die voor een deel naar schaker-schrijver Jan Hein Donner is gemodelleeerd, kijkt voornamelijk naar achteren. Hij is een ontdekker van oude geschriften die plotseling in de politiek verzeilt. Welke eigenschappen overheersen in de jongen? De engel is er in zijn commentaar van overtuigd dat de sterrenkundige de vader is, maar wie gelooft er nu in engelen?

Een van de vele aardige kanten van De ontdekking van de hemel is dat verschillende gradaties van concreetheid elkaar steeds afwisselen. Aan het ene uiterste staan de gesprekken van de engelen, over mythologie, theologie en wijsbegeerte, en de redeneringen van de sterrenkundige. Maar daartegenover zijn er de concrete tot zeer concrete beschrijvingen van de vele personages en hun dialogen.
In de visie die Harry Mulisch in zijn boek presenteert is het misgegaan met de wereld in de tijd van Francis Bacon. De mens heeft toen een pact met de duivel gesloten, dat er toe leidt dat hij nu bijna zelf de baas over de schepping is.
Uit De ontdekking van de hemel blijkt dat dat geen ramp hoeft te zijn.

De recensie van Harry Mulisch’ ‘De Ontdekking van de Hemel’ verscheen in NRC Handelsblad van vrijdag 23 oktober 1992.

Eén reactie

  1. In de proloog wordt verteld wie de werkelijke vader is..

Geef een reactie