De Benjamins: bij ‘De geschiedenis van een Duitse familie’ – interview met DDR-ministerszoon Michael Benjamin

De tweede biografie die over de Rode Hilde verscheen

De tweede biografie over de Rode Hilde verscheen in 1997, bij Ch. Links Verlag

Bij het Duitse Aufbau Verlag verscheen recent ‘Die Benjamins – Eine deutsche Familie’, een boek over de uit Berlijn afkomstige familie Benjamin, van wie de ene zoon de schrijver Walter Benjamin werd, die in 1940 zelfmoord pleegde, de ander een linkse huisarts die door de nazi’s werd vermoord, zijn vrouw Hilde een activistisch advocate en later een van de meest omstreden ministers van Oost Duitsland, en hun zoon Michael een vriendelijke DDR-hoogleraar. Reinjan Mulder zocht deze zoon van Georg en Hilde op in de vroegere ministers-woning en sprak met hem en biografe Andrea Feth over de wonderlijke familie Benjamin.
Door Reinjan Mulder
Op 22 september 1930 begon in de Berlijnse wijk Moabit een historisch proces. Terecht stond een groep communisten die ervan werd verdacht in koelen bloede de SA-Sturmführer Horst Wessel te hebben vermoord. Horst Wessel, die later in heel Europa bekend zou worden door het naar hem genoemde Horst Wessel-lied, woonde in de roerige Weimar-jaren op kamers bij een communistische weduwe en daar was een vrouw, volgens de communistische pers een ‘voormalige prostituée’, bij hem in komen wonen. De communistische weduwe vond dat maar niets, en zij beklaagde zich hier dan ook luidkeels over in het partijgebouw van de communisten. Horst Wessel wilde haar geen extra huur wilde betalen sinds zijn vriendin bij hem was ingetrokken. Daarop bonden enkele potige arbeiders aan om orde op zaken te stellen. Met pistolen gewapend trokken ze naar de woning van de weduwe, waar de SA-man uit naam van het socialistische rechtvaardigheidsgevoel meteen een kogel door zijn hoofd gejaagd kreeg. Zes weken later overleed hij in een ziekenhuis.
Het proces werd in 1930 een publieke gebeurtenis van de eerste orde, waarvan zowel links als rechts de vruchten probeerde te plukken. Rechts hoopte ermee een nieuw bewijs van het communistische gevaar te leveren, en links dacht het te kunnen gebruiken als typisch voorbeeld van spontane, revolutionaire gerechtigheid. ‘Als wij iemand een proletarische aframmeling geven,’ zo werd tijdens het proces uit de mond van een van de daders genoteerd, ‘dan slaan we hem net zo lang tot hij naar het ziekenhuis moet.’
Advocaat van de communistische weduwe, die wegens medeplichtigheid aan de moord op Horst Wessel tot anderhalf jaar cel werd veroordeeld, was Hilde Benjamin (1902-1989), bijgenaamd ‘rode Hilde’. Sinds haar optreden in de Horst Wessel-zaak is het over haar in Duitsland nooit meer helemaal stil geworden. Uit de biografie die rechtshistorica Andrea Feth in 1996 over haar publiceerde, blijkt ook wel dat ze ook ongeveer alles mee had om controverses te veroorzaken.
Hilde Benjamin, geboren Lange, fascineert mij al sinds ik mijn proefschrift over de vroege geschiedenis van de DDR-justitie schreef. Ze was niet alleen een van de eerste vrouwelijke advocaten van Duitsland, ze was ook een van de eerste advocaten die zich met hart en ziel voor de linkse beweging inzetten en daarbij een flinke dosis retoriek niet schuwden. Strafprocessen werden door haar en haar collega’s altijd bewust als politiek strijdmiddel ingezet. Zo moeten er tijdens het Horst Wesselproces al meteen op de zitting zoveel linkse theorieën door haar naar voren zijn gebracht dat de rechters zich in hun vonnis vertwijfeld afvroegen of ze niet méér oog had gehad voor haar eigen ideologie dan voor de belangen van de verdachten.

Hilde Benjamin, die als meisje geïnspireerd zou zijn door de Duitse communiste Rosa Luxemburg, maakte in die dagen deel uit van het activistisch rechtscollectief ‘Rote Hilfe‘, dat zich gespecialiseerd had in het verdedigen van stakers en demonstranten. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw zou dit collectief in Nederland en Duitsland een voorbeeld worden voor een nieuwe generatie activistische advocaten die politieke pamfletten opstelden en de linkse goegemeente gevraagd en ongevraagd juridische adviezen gaf. Hilde Benjamin was een Herman Pieter Bakker Schut of Ties Prakken avant la date.
Het opmerkelijke aan de figuur van Hilde Benjamin – waarin ze zich van mensen als Bakker Schut onderscheidde – was echter dat zij in haar latere leven plotseling aan de andere kant van de macht kwam te staan. Na de nazi-tijd, die ze zo onopvallend mogelijk in het huis van haar ouders doorbracht, kreeg ze als communiste van het eerste uur van de Sovjet-bezettingsmacht in 1945 opeens tot taak de oude, zwaar besmette rechterlijke macht te zuiveren en maar meteen om te vormen tot een communistisch machtsmiddel. Gekoesterd door Moskou-getrouwe communisten zij in de nog jonge Bondsrepubliek juist het symbool van het ‘onrechtssysteem’ dat in de DDR zou heersen.
Hilde Benjamin deed haar werk dan ook met grote overgave. En ze maakte snel carriere. Na een paar jaar werd ze vice-president van het Hooggerechtshof van de DDR, dat doodvonnissen en lange tuchthuisstraffen zou uitspreken, wat haar in het Westen de bijnaam ‘de rode guillotine’ opleverde.
En nog weer later, onder Walter Ulbricht, bracht ze het tot minister van Justitie. In die functie was ze onder meer verantwoordelijk voor de consolidatie van de zwaar partijdige, communistische rechtspraak. Daarna had ze de leiding bij de voorbereiding van een nieuw wetboek van strafrecht, dat definitief het communistische vriend- en vijanddenken in het recht verankerde. Naast lichte overtreders die snel weer in de maatschappij opgenomen konden worden, onderscheidde het systeem dat zij uitwerkte voortaan ook ‘vijanden van de socialistische republiek’, voor wie geen straf hard genoeg kon zijn.
Toen in de jaren negentig in het inmiddels verenigde Duitsland de afrekening met de ‘onrechtsstaat DDR’ losbarstte, richtte veel van de boosheid zich – niet geheel ten onrechte – dan ook op de nog net op tijd, in 1989, overleden juriste. Samen met de ‘muurbouwer’ Walter Ulbricht en de Stasi-chef Mielke werd ze één van de meest verguisde figuren uit het voormalige Oost-Duitsland. In vaak heftige debatten werd haar optreden in de politieke processen van de jaren vijftig door sommigen zelfs vergeleken met dat van de president van het nazistische Volksgerichtshof Roland Freisler.

Voor de jonge (West-)Duitse rechtshistorica Andrea Feth was deze ‘demonisering’, zoals zij het noemde, in de jaren negentig aanleiding om dan maar eens een biografie van dit ‘monster’ te schrijven, de eerste die over Hilde Benjamin verscheen. Ze promoveerde er in 1996 op aan de Freie Universiteit in Berlijn.  ‘Ik wilde een aantal feiten over haar leven en werk bij elkaar brengen,’ zei ze me niet lang na de promotie, toen ik haar in Berlijn opzocht. ‘Ik was eindelijk in de gelegenheid om de DDR-dossiers die tot dan steeds gesloten waren, te bestuderen en ik heb, toen het nog kon, ook nog veel collega’s, vrienden en familieleden van haar bezocht.’
Het opmerkelijke aan Feths biografie was dat de toon in haar boek behoorlijk afstandelijk was. Zij torste als jonge historica geen erfenis van de Koude Oorlog meer met zich mee en hoewel ze er geen moment op uit was om het communistische rechtssysteem te verdedigen, liet ze ook uitvoerig zien hoe het nu precies werkte en welke rol Benjamin daarin speelde. Aan de hand van bandopnamen, protocollen van rechtszittingen en gesprekken met getuigen ontdekte ze bijvoorbeeld dat Hilde Benjamin nooit de schreeuwende heks is geweest die veel van haar critici van haar maakten. ‘Benjamin bleef altijd opvallend rustig tijdens het uitspreken van de vonnissen,’ zegt ze. ‘Ze had een scherpe, autoritaire toon, waarmee ze verdachten behoorlijk kon intimideren, maar ze brulde nooit.’
In de archieven ontdekte Feth ook dat Hilde Benjamin, anders dan de rechters in show-processen, zich waarschijnlijk nooit zo om het effect van haar optreden bekommerde. Zo wees ze eens een televisieverslaggever verontwaardigd de deur die vroeg of ze een per ongeluk niet op film vastgelegde uitspraak nog eens over wilde doen. Het recht was voor haar een serieuze aangelegenheid.

Eén van de motieven om aan de biografie van Hilde Benjamin te beginnen, zo vertelde Andrea Feth me tijdens onze ontmoeting, was dat Hilde Benjamin een van de weinige vrouwelijke juristen was die in de DDR (en ook daarbuiten!) tot een hoge positie waren doorgedrongen. Wat haar daarbij intrigeerde was de vraag of haar sexe ook geen rol had gespeeld bij het negatieve beeld dat van Benjamin was ontstaan. ‘Ze is in de westerse media vaak als een verschrikkelijke vrouw afgeschilderd.’
Andrea Feth was er van overtuigd geraakt dat Hilde Benjamin waarschijnlijk veel milder zou zijn beoordeeld als ze een man was geweest: ‘Over de president van het Hooggerechtshof, waar Benjamin vice-president was, is veel minder ophef gemaakt – terwijl ze vaak samen optraden en goed met elkaar bevriend waren. Ook de hoofdaanklager uit de politieke processen die in feite veel harder is opgetreden, is nooit het verwerpelijke symbool geworden dat Benjamin was. Kennelijk vond men in het westen dat een fatsoenlijke vrouw geen rechter wordt, en zeker niet onder zo’n regime.’

Feth’s boek Hilde Benjamin – Eine Biografie was nog geen alomvattende biografie, die verscheen pas een jaar later, van de hand van Marianne Brentzel, maar meer een wetenschappelijke juristenbiografie in een lange Duitse traditie. Behalve in de epiloog gaf de auteur zich ook nog niet over aan speculaties over het karakter en de motieven van haar object. Dat was soms jammer: Benjamins werk als advocate, rechter en wetgever kreeg in haar boek vrij veel aandacht, maar wie ze nu werkelijk was, bleef vaag.
Waarschijnlijk was Hilde Benjamin in haar latere jaren ook niet zo veel meer dan een functionaris: ‘Als ze maar even kon, werkte ze.’
Toch kon je tussen de regels door al lezen hoezeer ook Feth werd geïntrigeerd door de vraag hoe zo’n erudiete vrouw met zo’n brede culturele belangstelling zo lang in het van plichten en gehoorzaamheid aan elkaar hangende Oostduitse partijapparaat een rol kon spelen. ‘Daardoor werd ze voor mij, ook los van de DDR, juist zo’n aparte figuur,’ gaf ze toe. ‘Ze was zó intelligent. Ze had toch moeten zien dat er iets niet klopte in de DDR.’ Hilde Benjamin was afkomstig uit een goed-Duitse, door en door burgerlijke familie. Haar vader was procuratiehouder bij het Scheidemandel-concern geweest, dat voor de oorlog groot werd in de beenderlijm; hij nam nog plichtsgetrouw als Feldwebel aan de Eerste Wereldoorlog deel. Hilde kreeg, wat voor vrouwen vrij uitzonderlijk was, ook een zeer gedegen academische opleiding. En op haar veertiende sloot ze zich – net als haar latere man, de communistische arts Georg Benjamin en haar zwager, de schrijver Walter Benjamin – bij de idealistische Duitse Wandervogelbeweging aan. Tot het eind van haar leven in 1989 heeft ze niet meer gerookt of gedronken.

De belangrijkste verklaring die Andrea Feth mij voor Benjamins volgzaamheid wist te geven was, dat ze door dik en dun trouw wilde blijven aan haar in de oorlog in Mauthausen omgekomen man.
Op zichzelf is dat curieus, één van de weinige vrouwelijke DDR-notabelen die carriere maakt omwille van haar man. Toch is de hypothese heel aannemelijk. Benjamins man, Georg Benjamin – een bescheiden idool uit de hoogtijdagen van de DDR, naar wie verschillende instellingen waren vernoemd – had naar alle waarschijnlikheid zijn leven voor de ondergrondse KPD gegeven. Ondanks enkele waarschuwingen bleef hij na de machtsovername in 1933 in de communistische partij actief. Toen hij in 1936 voor de tweede keer werd gearresteerd, kon een proces niet langer uitblijven. Hij werd veroordeeld voor zijn illegale activiteiten en verbleef de rest van zijn leven, tot zijn dood in 1942, in tuchthuizen, werkkampen en concentratiekampen. Hoe kon zijn vrouw dan later die partij verlaten? ‘Georgs dood moet voor Hilde Benjamin traumatisch zijn geweest”, zei Andrea Feth me. Als commmunistische jood hoefde hij zich na zijn gevangenneming ook weinig illusies te maken. In de briefjes die hij uit zijn gevangenschap aan zijn vrouw en zijn kort voor zijn eerste arrestatie geboren zoontje schrijft, gaf hij hun onophoudelijk goede raad voor de toekomst.
Hilde Benjamin, die volgens Feth na Georg nooit meer een andere minnaar heeft gehad, heeft zijn opoffering voor het communisme waarschijnlijk nooit kunnen of willen verloochenen. ‘Haar blokkade was haar man,’ zei Feth. In het boek Georg Benjamin, dat Hilde later over hem heeft geschreven, beschreef ze hem liefdevol als een gedreven en vaderlijke figuur. Voor zijn zoontje Michael – ‘Mischa’ – voegde hij in elke brief die hij uit de gevangenis schreef, een kort verhaaltje bij over dieren of hij haalt voor hem herinneringen op aan zijn jeugdjaren. Hij moet hebben aangevoeld dat dit het enige was dat hij hem in de tijd die hem nog restte, mee kon geven.

Hoe is Hildes zoon Michael daarna vergaan? Tot mijn verrassing woonde hij in 1997 nog steeds in een zijstraat van de (Oost-)Berlijnse Majakovski Ring waar zijn moeder acht jaar eerder stierf. Ik zocht hem daar op en trof in de voordeur een gezette, levendige man die zich na zijn ontslag aan de Marxistische Hogeschool in Babelsberg vol goede moed als vrij gevestigd schrijver afficheerde.
Aan de eerste, meest dramatische periode van zijn leven, toen zijn vader gevangen zat, zo vertelde hij me, had hij bijna geen directe herinneringen meer overgehouden. Wel zei hij dat de brieven van zijn vader, waarover de biografie het had, altijd heel belangrijk voor hem waren geweest. ‘De brieffragmenten die voor mij waren bestemd werden door mijn moeder altijd vlijtig in blokletters overgezet en daarna tot kleine boekjes gemaakt. Die las ik dan door en door.’ Maar hij kon zich eigenlijk nog maar één bezoek aan de gevangenis goed herinneren.
Aanvankelijk was Michael Benjamin bang geweest de de biografie over zijn moeder aan het schrijven was zich niet zou kunnen onttrekken aan de hetze tegen zijn moeder die naar zijn idee tegen de oude DDR werd gevoerd, maar toen hij het resultaat was was hem dat reuze meegevallen, zo vertelde hij. ‘Mevrouw Feth is tot mijn aangename verrassing non-conformist gebleven.’
Zijn aanvankelijke angst maakte ook dat Benjamin de biografe inzage weigerde in het privé-archief van zijn moeder, dat hij in de kelder had. Wel wilde hij enkele gesprekken met Feth voeren – maar voor een afgewogen oordeel over haar persoon was het nog te vroeg, vond hij. ‘Alles was nog zo vers.’

Het deed Michael Benjamin in ieder geval goed dat Feth zich in haar boek verzette tegen de vergelijkingen die zijn gemaakt tussen zijn moeder en sommige nazi-rechters. Zo wees ze er naar zijn idee terecht op dat alleen al de hoogtes van de straffen die onder de beide regimes zijn uitgesproken, onvergelijkbaar waren. Hilde Benjamin velde als vice-president van het Hooggerechtshof twee doodvonnissen, terwijl de eerste senaat van het nazistische Volksgerichtshof onder Freisler tussen 1942 en 1944 2.300 mensen ter dood veroordeelde.
In de oorlogsjaren leefde Michael samen met zijn moeder in een soort schemertoestand bij zijn (niet-joodse) grootouders in het westelijk stadsdeel. ‘Met mijn naam en mijn achtergrond wist je donders goed wat je allemaal niet zeggen mocht tegen mensen op straat.’ Die ervaring moest ook zijn moeder hebben gehard. ‘Je moet niet vergeten dat ze vanaf de jaren dertig heeft meegemaakt hoe het nationaal-socialisme oprukte. Het maakte haar later heel verbitterd als ze zag hoe de mensen die daaraan hadden meegewerkt na de oorlog in de Bondsrepubliek op hun plaats bleven zitten.’

De Duitse nederlaag in 1945 kwam voor hem persoonlijk, zegt hij, als een ‘dubbele bevrijding’. Plotseling hoefden ze zich niet meer druk te maken over de vraag of hij wel of niet een jood was.
Drie jaar later, in 1948, verhuisde hij met zijn moeder naar de Oostelijke zone. Na de zogeheten Wahrenreform, toen er Oostduits geld was ingevoerd, werd het voor justitiefunctionarissen in de Sovjetzone zoals zijn moeder niet wenselijk gevonden om nog in West-Berlijn te blijven wonen. ‘Het omwisselen van oost- in westmarken was illegaal en dat kon zij zich in haar positie natuurlijk niet permitteren.’
Na een paar jaar in een ‘gewoon huis’ in de Oostzone te hebben gewoond trokken moeder en zoon in 1951 naar de bescheiden villa aan de Majakovski Ring waar ik Michael Benjamin opzocht. Daar zou ze in 1989 uiteindelijk ook sterven. ‘Toen de politieke processen begonnen, waarbij mijn moeder betrokken was, begon men bezorgd over onze veiligheid te worden. En dat was misschien ook wel terecht.’
Het huis waar we in de voorkamer zitten te praten, lag in de DDR-tijd nog in een zorgvuldig van de buitenwereld afgeschermd gebied, aan de rand van de regeringswijk Pankow. In de huizen rondom woonden uitsluitend andere leden van de partijtop en bij de ingang van de straat stond dag en nacht een politiepost.
Maar die bewaking is in 1997 al lang verdwenen en eigenlijk viel niet zoveel meer op aan het huis. Ik had krantenartikelen gelezen over de overdadige luxe waarin de DDR-top zich gebaad zou hebben maar hier merk ik daar weinig van. Het huis zou zo het een woning van een Nederlandse rechter of minister uit de jaren vijftig kunnen zijn. Wen enigszins rommelig, middelgroot vooroorlogs huis, met veel houten lambrizeringen en een vervallen tuin ervoor. Voor de in licht hout uitgevoerde piano in de zitkamer staan braaf twee stoelen opgesteld. In huize Benjamin speelde men kennelijk quatre mains.

Als verklaring voor de ondergang van de DDR in 1989 is wel aangevoerd dat het partijkader in die tijd het contact met de bevolking zou zijn kwijtgeraakt. Maar dat bestreed Michael Benjamin tegenover mij. ‘Mijn moeder kon in ieder geval heel goed met iedereen omgaan. Toen ze minister van Justitie was, hield ze elke week een spreekuur, waar je gewoon binnen kon lopen.’
Hij liep naar een plafondhoge kast in haar voormalige werkkamer, die nog altijd vol met haar ordners stond en liet me een paar licht vergeelde brieven zien. ‘Ze correspondeerde intensief met allerlei arbeiderscollectieven over problemen op hun werk.’
Michael Benjamin was blij, zei hij, dat Feth in haar biografie ook op die meer progressieve kanten van zijn moeder was ingegaan. Zo liet ze volgens hem terecht zien hoe de DDR ondanks het repressieve systeem, dank zij zijn moeder een vrij modern familierecht kende. De tolerantie die er in de DDR tegenover homoseksuelen en abortus bestond, zou volgens de biografe ook voor een groot deel aan haar te danken zijn. Hilde Benjamin sloot daarin direct aan bij de publicaties van haar man voor de oorlog.
Andrea Feth ze me later: ‘Hilde Benjamin heeft zich altijd voor vrouwen ingezet, en ze zorgde ervoor dat ze, als ze goed waren, zo veel mogelijk in het justitie-apparaat werden opgenomen. Op het gebied van de gelijke rechten heeft ze heel veel bereikt, wat niet past in het negatieve beeld dat van haar in het Westen in ontstaan. We kunnen ons afvragen, wat wij gedaan zouden hebben als we in Hilde Benjamins positie waren geweest.’
Andrea Feth zelf was sinds tien jaar toegewijd SPD-lid, vertelde ze me, en sinds kort was ze fractiemedewerker van deze partij in de deelstaat Brandenburg. Haar onderzoek had haar, naar ze zei, vooral geleerd hoe belangrijk het was dat er bij juridische hervormingen altijd een draagvlak was. ‘Recht moet altijd voor anderen controleerbaar zijn. Je moet proberen tolerant tegenover andersdenkenden te zijn.’

In haar biografie laat Andrea Feth zien dat Hilde Benjamin vanwege haar afkomst, haar opleiding en haar liefde voor klassieke muziek, waarschijnlijk altijd een vreemd element tussen de naoorlogse communisten was gebleven. Haar oude milieu had ze afgezworen – ze onderhield geen contact meer met haar familie in West-Duitsland – maar het echte centrum van de nieuwe machthebbers zoals het Politbureau was ook voor haar afgesneden. Ze verkeerde daardoor in een geestelijk niemandsland. ‘Hilde Benjamin,’ aldus Feth, ‘had niet de juiste stalgeur om zich in de DDR op haar gemak te voelen. Daardoor was ze zo compromisloos. Ze had een andere afkomst dan de mensen met een arbeidersachtergrond om haar heen. Dat heeft ze door extra hardheid en trouw aan de partijlijn willen compenseren.’
Deze onverzettelijkheid, geloofde Feth, nam niet alleen voor delen van de bevolking maar ook voor de leiding van de DDR op den duur griezelige vormen aan. Dat zou dan ook de reden zijn geweest waarom ze in 1967, in de nieuwe ontspanningspolitiek van de DDR, als minister van Justitie onhoudbaar werd. Hilde Benjamin bleef altijd de heilig overtuigde communiste. ‘Ze had abstracte doeleinden waarvoor ze, naar haar idee, elk middel mocht inzetten, of dat nu doodvonnissen of lange tuchthuisstraffen waren. Ze had tot haar dood een duidelijk beeld van de vijand. Ze wist precies wat goed en fout was, en als mensen zich niet aan dat systeem wilden aanpassen, bleef ze onverbiddelijk.’
Zoon Michael zei daarover tegen mij: ‘Mijn moeder liet nooit haar twijfels merken, maar dat wil nog niet zeggen dat ze ze niet had. Ze was geen fanaticus. Mijn moeder was niet iemand die zich aanpaste, maar ze was wel een denkend mens.’

Uwe-Karsten Heye, Die Benjamins – Eine deutsche Familie, Aufbau Verlag, 2014
Andrea Feth, Hilde Benjamin – Eine Biografie. Uitg. Berlin Verlag/Arno Spitz, 1996
Marianne Brentzel, Hilde Benjamin, Die Machtfrau. Uitg. Ch. Links Verlag, 1997 
Een profiel van Hilde Benjamin en haar zoon Michael verscheen eerder in NRC Handelsblad van 20 september 1997.

 

Geef een reactie